(Openbaring 10:9) 9 En ik ging naar de Engel toe en zei tegen Hem: Geef mij dat boekje. En Hij zei tegen mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing.
. Alle aanhalingen uit de Herziene Statenvertaling
Christenen, Gods volk, zijn massaal afvallig geworden van hun Schepper.
Het zijn Gods kinderen, die helaas goddeloos zijn geworden en deelgenoot zijn geworden van de leefwijze van deze wereld met zijn liefde voor genot en geld (1 Timotheüs 6:9-10).
Maar onze liefdevolle Vader in de hemel geeft hen nog niet op.
In het vorige artikel hebben we gesproken over:
De Goddelijke plagen, waarom die nodig zijn.
De verzegelde boekrol met 7 zegels, die alleen het Lam kan openen.
Openbaring hfdstk 10 vers 1-11; Het boekje dat Johannes moest opeten om te profeteren.
Thema: De afvallige kinderen van God
Stelt u zich eens voor dat uw kind is misleid, de verkeerde keuzes heeft gemaakt, aan drugs, internet of gokken verslaafd is of slechte dingen doet. Mogelijk heeft uw kind geen tijd meer voor God en is gaan geloven dat alles wat leeft vanzelf is gekomen, door evolutie, en er verder niet over na wil denken of dat wel mogelijk is?
(Zie hiervoor ook: 6. Jongeren; Hoe kun je de God van de schepping liefhebben)
U als ouder ziet dat en ondanks waarschuwingen en smekingen wil uw kind niet wijken. En u begrijpt dat het een pad is naar zijn eigen verderf. Ouders worden er intens verdrietig van, liggen er wakker van en het voelt voor hen als een steen op de maag.
Dat is in het kort de boodschap, die in het boekje van Johannes staat.
Alleen nu betreft het de kinderen van God, en God is degene die hier intens verdriet van heeft.
(2 Thessalonicenzen 2:10) 10 en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden.
Het boekje van Johannes heeft ook een overeenkomst met Jezus prediking tegen Zijn volk. Toen het Joodse volk, maar nu zijn dat de Christenen:
(Mattheüs 10:5) 5 Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.
De parallel van het boekje dat Johannes moest eten, met het boekje dat Ezechiël moest eten
Voordat de tempel gemeten werd, moest Johannes een boekje opeten (zie artikel 1).
Het boekje dat Johannes moet eten heeft hetzelfde effect als wat in het boek Ezechiël staat geschreven. Ezechiël moest ook een boekrol eten met een bedoeling.
Laten we daarom het boek Ezechiël erbij nemen om deze bedoeling te kunnen begrijpen:
(Ezechiël 3:1-3) 1 Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël. 2 Toen deed ik mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten. 3 Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet.
Ezechiël was een tijdgenoot van Daniël en leefde in ballingschap in Babel, vlak bij de rivier Kebar (Ezech. 1:3). Hij was de zoon van Buzi, een Levitische Joodse priester.
Na een stormwind uit het noorden (Ezech. 1:4) ging de hemel plotseling voor hem open en hij zag in een visioen de heerlijkheid van God YHWH, die op de troon zit.
God verschijnt hoogstpersoonlijk zelf in het visioen aan Ezechiël om Zich te ontfermen over Zijn afvallige volk dat in ballingschap verkeert:
(Ezechiël 1:26,28) 26 En boven het gewelf dat boven hun hoofden was, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was iets wat leek op een mens….28 Zoals het uiterlijk van de regenboog, die in de wolken verschijnt op de dag van de regen, zo was het uiterlijk van de lichtglans rondom. Het was de verschijning van de gedaante van de heerlijkheid van de HEERE. Toen ik dat zag, wierp ik mij met mijn gezicht ter aarde, en ik hoorde de stem van Iemand Die sprak. (Voor de regenboog om de troon van God; zie ook Op. 4:3)
Dat met de persoon, die ‘leek op een mens’ (Ezech. 1:26), ‘God’ werd bedoeld (zie: de mens naar het beeld van God– Gen. 1:27) blijkt uit het visioen van Daniël waar God op Zijn troon soortgelijk wordt afgebeeld, echter wordt de afbeelding net iets anders beschreven:
- (Daniël 7:9,13) 9 Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren laaiend vuur….13 Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen.
Alhoewel Ezechiël zelf in ballingschap was, moest hij zijn verbannen volk in Babel gaan toespreken. Maar hij moest precies Gods woorden spreken. Het geeft weer hoe de situatie bij God voelde. Zijn kinderen, die Hij liefde en bescherming wilde geven waren afvallig geworden. God voorzag de plagen die er aan kwamen en het verdere verderf voor hen in een wereld van afgoderij en goddeloosheid.
YHWH wilde hen voor deze rampspoed beschermen. Maar het afvallige volk moest ook hun goddeloze weg willen verlaten en naar hun Schepper terug willen keren:
(Ezechiël 2:1-5) 1 Hij zei tegen mij: Mensenkind, ga op uw voeten staan, en Ik zal met u spreken. 2Terwijl Hij tot mij sprak, kwam de Geest in mij. Hij deed mij op mijn voeten staan en ik luisterde naar Hem Die tot mij sprak. 3 Hij zei tegen mij: Mensenkind, Ik zend u naar de Israëlieten, naar die opstandige volken, die tegen Mij in opstand zijn gekomen en hun vaderen hebben tot op deze zelfde dag tegen Mij overtreden. 4 En deze kinderen zijn schaamteloos. Ik zend u naar hen toe. U moet tegen hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE. 5 En zij, of zij luisteren of dat nalaten – zij zijn immers een opstandig huis – zij zullen weten dat er een profeet in hun midden geweest is.
Ezechiël moest tegen het opstandige Joodse volk, in die dagen Gods volk, gaan spreken met Gods woorden die gebaseerd waren op klaagliederen, zuchten en weeklachten:
(Ezechiël 2:6-10) 6 Maar u, mensenkind, wees niet bevreesd voor hen, wees niet bevreesd voor hun woorden, hoewel er prikkels en dorens bij u zijn en u bij schorpioenen verblijft. Wees niet bevreesd voor hun woorden en wees niet ontsteld voor hun blik, want zij zijn een opstandig huis! 7 Maar u moet Mijn woorden tot hen spreken, of zij luisteren of dat nalaten, want zij zijn opstandig! 8 Maar u, mensenkind, luister naar wat Ik tot u spreek. Wees niet opstandig, zoals dit opstandige huis. Doe uw mond open en eet wat Ik u geef. 9 Toen zag ik, en zie, er was een hand naar mij uitgestoken. En zie, daarin was een boekrol. 10 En Hij spreidde die voor mijn gezicht uit: hij was vanvoren en vanachteren beschreven. Er waren klaagliederen, zuchten en weeklachten op geschreven.
Hij kreeg een boekrol aangeboden die aan twee kanten beschreven was.
De rollen waren meestal aan één kant beschreven, maar in dit geval werd deze van binnen en van buiten beschreven. De boodschap was uitgebreid want hun zonden waren ook uitgebreid. Nu was de tijd gekomen om berouw te tonen en daarmee de verdrukkingen en rampspoed te ontlopen.
Ook in het geval van Ezechiël was het boekje – net zoals dit het geval was bij Johannes – geen letterlijk boekje maar was bedoeld ‘als de kerngedachte van rampspoed’ voor wat hij moest vertellen:
(Ezechiël 3:1-4) 1 Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël. 2 Toen deed ik mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten. 3 Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet. 4 Toen zei Hij tegen mij: ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek tot hen met Mijn woorden.
Het bevatte een kerngedachte (zoet) die voor berouwvolle Joden hoop en redding betekende, maar voor onberouwvolle Joden rampspoed. Want het huis van Israël, al waren ze in die dagen ballingen, was hardleers en ze waren stijfkoppen:
(Ezechiël 3:7-9,11,14) 7 Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers. 8 Zie, Ik zal uw gezicht even hard maken als hun gezicht, en uw voorhoofd even hard als hun voorhoofd. 9 Uw voorhoofd zal Ik maken als diamant, harder dan steen….11 Ga, begeef u naar de ballingen, naar uw volksgenoten en, of zij luisteren, of dat nalaten, spreek tot hen en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE!….14 Toen hief de Geest mij op en voerde mij weg en ik ging weg, bitter bedroefd en hevig ontdaan, en de hand van de HEERE was zwaar op mij.
Het was voor Ezechiël bitter om te weten, welke rampspoed het Joodse volk zou overkomen.
Zelfs nu ze als ballingen verbleven in Babel waren ze nog onberouwvol en aanbaden afgoden. Ezechiël moest de toekomstige belegering van Jeruzalem op een steen afbeelden (Hfdstk-4). Door de boekrol te eten met weeklachten wist Ezechiël dat het God intense pijn en verdriet deed.
Toch ging Ezechiël op weg om het Joodse volk in ballingschap te waarschuwen en hen over te halen om berouw te hebben en terug te keren naar YHWH.
Net als de Joden (in die dagen Gods volk) moeten afvallige Christenen nu gewaarschuwd geworden voor rampspoed en moeten ze berouwvol terugkeren naar hun Vader.
En net als getrouwe Joden in hun dagen als Gods volk, moeten getrouwe Christenen nu als Gods volk volledig vertrouwen op onze hemelse Vader. Om in de komende verdrukking onder gebed te vertrouwen op Gods bescherming voor voldoende voedsel en redding:
- (Mattheüs 7:7-11) 7 Bid en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. 8 Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden. 9 Of is er iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt? 10 Of als hij hem om een vis vraagt, zal hij hem een slang geven? 11 Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.
Nu de boodschap van Ezechiël duidelijk is, is de boodschap aan Johannes ook duidelijk en kunnen we verder met de betekenis van het meten van de tempel.
Het meten van de tempel
Openbaring 11 (vers 1-2)
Johannes werd een meetlat gegeven om de tempel te gaan meten:
1 En mij werd een meetlat gegeven, die op een staf leek. En de engel was erbij komen staan en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden.
In het binnenste voorhof van de tempel in Jeruzalem stond het tempelgebouw en daarvoor het offeraltaar. Het werd omgeven door een groot buitenste voorhof. Het binnenste voorhof was het voorhof waar de priesters dienst deden. In het buitenste voorhof van de tempel (met aan de oostzijde de zuilengang van Salomo) kwamen de Joden altijd samen en daar mochten ook de niet-Joden, de heidenen, komen. Het binnenste en buitenste voorhof zoals bij de tempel in het visioen van Ezechiël (hfdstk 40-44):
De ware afmetingen van de letterlijke tempel waren bekend, maar de tempel was er niet meer gedurende Johannes visioen. Die hoefde dus ook niet gemeten te worden.
Dit meten is symbolisch bedoeld en betekent dat Johannes degenen moest inventariseren, die God YHWH aanbidden in de geestelijke tempel. Om getrouwe Christenen te inventariseren.
Want Christenen zelf vormen – sinds de verwoesting in 70 n.Chr. – de tempel van God:
- (1 Korinthiërs 3:16) 16 Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?
- (2 Korinthiërs 6:16) 16 Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God….
In Zacharia 2:1-8 staat waarom dit meten zo belangrijk is en waarom dit moet gebeuren.
Want ook hier moet iemand gaan meten:
- (Zacharia 2:1-2,5,8) 1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn….5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn….8….want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
Het opmeten symboliseert in Zacharia de goddelijke bescherming van Gods volk in Jeruzalem. In het geval van Johannes betekent het opmeten van de tempel de ‘bescherming van het binnenste voorhof’ met daarin het tempelgebouw en het offeraltaar. Dat betekent de bescherming van de heiligen en van de grote schare Christenen. Ook van de grote menigte wordt gezegd dat zij na de opname in de hemelse na’os dienst doen en wel als dienaren (voor na’os; zie uitleg verder in het artikel):
- (Openbaring 7:9,14-15) 9 Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam….14….Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. 15 Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden.
Na’os (of naō) is Grieks voor de heilige ruimtes van het tempelgebouw zelf, terwijl het Griekse woord Hi´e·ron het hele tempelcomplex inclusief de beide voorhoven en het heiligdom weergeeft. De grote schare doet dus in de hemel dienst in de Na’os, in de heilige ruimtes. Maar dat doet de grote schare nu op aarde ook.
Na Jezus ‘eenmalige’ offer is het offeraltaar (in het binnenste voorhof) het altaar geworden van het ‘nieuwe’ steeds terugkerende Christelijke offer.
Dat ‘offer’ is het spreken over Jezus woorden geworden en de verdere geestelijke offers die getrouwe Christenen brengen:
- (Hebreeën 13:15) 15 Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.
- (1 Petrus 2:5) 5 dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus.
2 Maar laat de buitenste voorhof van de tempel erbuiten en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. En zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang.
In het buitenste voorhof zijn ook heidenen of ongelovigen te vinden. Dat buitenste voorhof mag om die reden niet gemeten worden.
De bedoeling van de meting is het inventariseren en het beschermen van de geroepenen, uitverkorenen en gelovigen. Al degenen, die Gods zegel hebben:
- (Openbaring 9:4) 4 En tegen hen werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden.
- (Openbaring 17:14) 14 Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen.
Want er zal een grote Christelijke afval zijn:
- (Lukas 8:13) 13 Zij bij wie op de rots gezaaid wordt, zijn zij die het Woord met vreugde ontvangen, wanneer zij het gehoord hebben. Maar dezen, die maar voor een bepaalde tijd geloven, hebben geen wortel, en in een tijd van verzoeking worden zij afvallig.
- (1 Timotheüs 4:1) 1 Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen….(zie ook 2 Thess. 2:3)
En er zal niet alleen een grote Christelijke afval komen, maar er zullen ook een aantal vruchteloze Christenen zijn:
- (Lukas 13:6-9) 6 En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand had een vijgenboom, die in zijn wijngaard geplant was. En hij kwam om daaraan vrucht te zoeken, maar vond die niet. 7 Toen zei hij tegen de wijngaardenier: Zie, ik kom nu al drie jaar vrucht zoeken aan deze vijgenboom en vind die niet. Hak hem om. Waarom beslaat hij de aarde nutteloos? 8 En hij antwoordde en zei tegen hem: Heer, laat hem ook nog dit jaar staan, totdat ik om hem heen gegraven en hem bemest heb. 9 Wellicht dat hij dan vrucht draagt. Maar zo niet, dan moet u hem alsnog omhakken.
Het zijn degenen die een middenweg willen bewandelen en binnenkort onder druk het merkteken van het beest zullen accepteren (Op. 14:9-11). Ze verblijven onder de vijanden van God. Echter, getrouwe discipelen van Jezus zijn het licht van de wereld, ze zijn en blijven onder druk het zout van de aarde:
- (Jakobus 4:4) 4 Overspelige mannen en vrouwen, weet u dan niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dan nu een vriend van de wereld wil zijn, wordt als vijand van God aangemerkt.
- (Mattheüs 5:13-16) 13 U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. 14 U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. 15 En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. 16 Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.
Ontrouwe Christenen, of overspelige Christenen die afgoden aanbidden, zullen uit het boek des levens worden geschrapt en drinken van de wijn van de toorn van God:
- (Openbaring 16:2) 2 En de eerste (engel) ging en goot zijn schaal uit over de aarde, en er kwam een kwaadaardige en schadelijke zweer bij de mensen die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.
- (Openbaring 14:10) 10 dan zal hij (die het beest en zijn beeld aanbidt) ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam.
- (Mattheüs 7:21,23) 21 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is….23 Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!
Volgens Op. 11:2 zullen de heidenen ‘de heilige stad vertrappen’, tweeënveertig maanden lang. Jeruzalem werd de ‘heilige stad’ genoemd, omdat God daar Zijn woonplaats had in de tempel. Sinds de tempel er niet meer is zijn Christenen ieder afzonderlijk de tempel van God (1 Kor. 3:16).
Alle Christenen samen vormen nu dus de heilige of verheven woonplaats van God. De Schriftplaats in Op. 11:2 spreekt specifiek over wat iets wat ‘heilig’ is vertrappen. Het buitenste voorhof niet meten was symbolisch bedoeld, immers, de fysieke tempel was er niet meer. Aangezien de hele Schriftplaats symbolisch is bedoeld, wordt met het vertrappen van ‘de heilige stad’ volgens ons onderzoek de ‘aanbidding van God’ vertrappen bedoeld, de Christelijke levenswijze vertrappen.
Ditzelfde thema van vertrappen komt terug in de dubbele vervulling van Jezus profetie in Lukas 21:5-24 (en ook in Matt. 24:1-22):
- (Lukas 21:23-24) 23 Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk. 24 En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.
De eerste vervulling was in 70 n.Chr. met de vernietiging van Jeruzalem met zijn tempel.
De tweede vervulling met de gruwel van verwoesting (het merkteken) zal zijn tijdens de grote verdrukking in de laatste dagen.
Ongelovigen zullen de heilige stad of aanbidding van God tweeënveertig maanden of 3,5 jaar lang vertrappen. Dat is dezelfde tijdsperiode als de duur van de twee getuigen profetie. Het getuigenis van de twee heilige profeten zal 42 maanden (van 30 dagen) of 1260 dagen in beslag nemen:
- (Openbaring 11:3) 3 En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren.
Ook in Openbaring 13:5-7 vinden we ondersteuning voor een periode van 42 maanden van godslastering en vervolging van de heilige profeten:
- (Openbaring 13:5-7) 5 En het (het beest of Antichrist, de koning van de 7e wereldmacht) werd een mond gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken, en het werd macht gegeven om dit tweeënveertig maanden lang te doen. 6 En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen. 7 En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen….
Nog éénmaal zal er binnenkort een wereldwijd getuigenis worden uitgevoerd.
Maar eerst zal er een ingrijpende waarschuwing over heel de aarde zijn geweest (Op. 6:12-17) door mogelijk een groot puinveld dat onze dampkring binnenkomt (zie Artikel 1).
Als eerste volgt dan een getuigenis voor de afvalligen van Gods volk gedurende 3,5 jaar door de 2 getuigen (Op. 11:3). Daarna volgt een getuigenis voor de goddelozen en voor de afgoden aanbidders. Ze zullen niet gespaard worden en hun gedrag zal aan de kaak gesteld worden. Het is hetzelfde patroon van zowel tijdsduur als de keuze tot welke personen er gepredikt wordt, net als gedurende Jezus dagen van prediking om gered te worden:
- (Markus 16:16) 16 Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden. (Willibrord)
Hierna volgt de twee getuigen profetie, die we uitgebreid zullen behandelen.
Samenvatting:
De parallel van het boekje dat Johannes moest eten, met het boekje van Ezechiël.
Ezechiël moest tegen het opstandige Joodse volk, in die dagen Gods volk, gaan spreken met Gods woorden die gebaseerd waren op klaagliederen, zuchten en weeklachten.
Het was voor Ezechiël bitter om te weten welke rampspoed het Joodse volk zou gaan treffen.
Net als de Joden (in die dagen als Gods volk) moeten afvallige Christenen nu gewaarschuwd geworden voor rampspoed om berouwvol terug te keren naar hun hemelse Vader.
Het meten van de tempel is het inventariseren en beschermen van de geroepenen, uitverkorenen en gelovigen. Het zijn al degenen die Gods zegel hebben.
De heidenen zullen de Christelijke leefwijze 42 maanden of 3,5 jaar lang vertrappen.
In het volgende artikel: De twee getuigen profetie (Op. 11:3-13)