1. Zacharia; Wanneer Gods volk verzwakt.pdf
(Zacharia 1:2-3) 2 De HEERE is zeer toornig geweest op uw vaderen. 3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Staten Vertaling)
————————————————————————————————————–
Met de afgoderij en het verlaten van God kwamen ook de profeten (zoals Jeremia) om het Joodse volk te waarschuwen, want het Joodse volk was verstard in hun geestelijk overspel:
(Jeremia 25:6) 6 Ga niet achter andere goden aan om die te dienen en u voor hen neer te buigen. Verwek Mij niet tot toorn door het werk van uw handen, dan zal Ik u geen kwaad doen.
Zedekia was de laatste koning van Juda vóór de Babylonische ballingschap:
(2 Kronieken 36:12) 12 Hij (Zedekia) deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, zijn God, en hij vernederde zich niet voor de ogen van de profeet Jeremia, die sprak op bevel van de HEERE.
De Babylonische ballingschap van het Joodse volk was dus niet alleen maar een straf van God, het was ook een pijnlijke manier om het volk tot inkeer te brengen.
De profeten Zacharia en Haggaï profeteerden onder de deels teruggekomen Joden uit Babylon want de 70 jaar ballingschap van de Joden in Babylon was eindelijk voorbij.
De profeet Zacharia was een priester en tijdgenoot van de profeet Haggaï:
(Haggaï 1:1) 1 De profeten Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden onder de Joden die in Juda en in Jeruzalem waren;….
(Zacharia 1:1) 1 In de achtste maand, in het tweede jaar van Darius (I), kwam het woord van de HEERE tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo, de profeet….
(Nehemiah 12:1, 16) 1 Dit zijn de priesters en de Levieten die met Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua waren opgetrokken….16 van Iddo, Zacharia;….
Ongeveer 43.000 Joden zijn in +/- 516 v.Chr. als eerste teruggekeerd naar Jeruzalem samen met Zerubbabel, landvoogd van Juda, en Jozua (Jesua) de hogepriester (Ezra hoofdstuk 2):
(2 Kronieken 36:19-21) 19 Zij (de Chaldeeën in 586 v.Chr.) verbrandden het huis van God, en braken de muur van Jeruzalem af. Ook alle paleizen van Jeruzalem verbrandden zij met vuur, zodat alle kostbare voorwerpen ervan te gronde werden gericht. 20 En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij (Nebukadnezar) weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, tot het koninkrijk van Perzië ging regeren, 21 om het woord van de HEERE, bij monde van Jeremia gesproken, te vervullen, totdat het land behagen zou scheppen in zijn sabbatsjaren. Het rustte al de dagen van de verwoesting, totdat de zeventig jaar vervuld waren.
(Jeremia 29:10) 10 Want zo zegt de HEERE : Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats.
Het boek Zacharia is echter ook van toepassing op het huidige Christendom met zijn afval en heeft een krachtige boodschap voor Christenen in deze dagen om standvastig te blijven.
Daarlangs geeft het boek Zacharia op verschillende manieren een inkijk in de toekomst.
Thema: Mijn kinderen, Ik (YHWH) garandeer jullie dat er betere tijden zullen komen
Na de verovering van Babylon door Kores (Cyrus II de Grote) van Perzië vaardigde de koning in het eerste regeringsjaar een decreet uit om de tempel in Jeruzalem te laten herbouwen:
(Ezra 1:1-4) 1 In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde van Jeremia gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook in geschrifte: 2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. 3 Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont. 4 En ieder die achtergebleven is, uit alle plaatsen waar hij als vreemdeling verblijft, laten zijn plaatsgenoten hem helpen met zilver, met goud, met allerlei bezittingen en met vee, naast de vrijwillige gave voor het huis van God, Die in Jeruzalem woont.
(Jesaja 44:24, 28) 24 Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, Uw Formeerder van de moederschoot af:….28 Die over Kores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn welbehagen volbrengen, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.
Eerst werd het altaar hersteld, en daarna werd begonnen met de fundamenten van de tempel (Ezra hoofdstuk 3). Er kwam vrijwel meteen tegenstand en er ontstond dreiging van de omliggende volken, waardoor het teruggekeerde volk ontmoedigd raakte en bang werd.
Het gevolg was dat het werk aan het huis van God meer dan 10 jaar stil kwam te liggen:
(Ezra 4:23-24) 23….vertrokken ze (de tegenstanders) haastig naar Jeruzalem, naar de Joden en lieten hen met kracht en geweld ophouden. 24 Toen hield het werk aan het huis van God in Jeruzalem op, ja, het hield op tot het tweede regeringsjaar van Darius (I), de koning van Perzië.
Darius I de Mediër werd de opvolgende nieuwe koning van het Perzische rijk.
Na die periode, waarin het werk voor de bouw compleet stillag, volgde de herstart van de bouw van het huis van hun God op aarde door de aanmoedigingen van Haggaï en Zacharia:
(Ezra 5:1-2) 1 De profeten Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden onder de Joden die in Juda en in Jeruzalem waren; 2 Toen stonden Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua, de zoon van Jozadak, op en begonnen het huis van God, Die in Jeruzalem woont, te herbouwen. Gods profeten, die hen ondersteunden, waren bij hen.
(Ezra 6:14) 14 En de oudsten van de Joden bouwden en maakten goede vorderingen onder de profetie van Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo….
(Haggaï 1:1-4,14) 1 In het tweede jaar van koning Darius (I), in de zesde maand, op de eerste dag van de maand, kwam het woord van de HEERE , door de dienst van de profeet Haggaï, tot Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, landvoogd van Juda, en tot Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester: 2 Zo spreekt de HEERE van de legermachten: Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen, de tijd om het huis van de HEERE te herbouwen. 3 Toen kwam het woord van de HEERE door de dienst van de profeet Haggaï: 4 Is het voor u wel de tijd om in uw fraai overdekte huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?….14 En de HEERE wekte de geest op van Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, landvoogd van Juda, en de geest van Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en de geest van heel het overblijfsel van het volk….
Ongeveer 20 jaar na de aanvang van de fundamenten was de tempel dan eindelijk gereed en werd de tempel ingewijd in het 6e regeringsjaar van koning Darius I (Ezra 6:15).
De 2e tempel van Zerubbabel had beslist niet de heerlijkheid van de 1e tempel van Salomo:
(Haggaï 2:4,7-10) 4 Wie is er onder u overgebleven die dit huis gezien heeft in zijn eerste heerlijkheid? En hoe ziet u het nu? Is het niet als niets in uw ogen?….7 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nog één ogenblik, en dat is een korte tijd, dan zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het droge doen beven. 8 Ik zal alle heidenvolken doen beven. Zij zullen komen naar het verlangen van alle heidenvolken en Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid, zegt de HEERE van de legermachten.
(Ezra 3:12) 12 Maar velen van de priesters en de Levieten en de familiehoofden, namelijk de ouderen die het eerste huis op zijn fundering gezien hadden, huilden met luide stem toen zij dit huis voor hun ogen zagen, terwijl vele anderen met gejuich en met blijdschap hun stem verhieven.
De tempel op de nieuwe aarde (Jes. 66:2) die de Spruit (Jezus als Koning en Priester) zal bouwen naar de beschrijving van Ezechiël (hoofdstuk 40-42) zal een grotere heerlijkheid hebben als de tempel van Salomo. Tussen de God van vrede en de Vredevorst zal in dat huis vredesberaad plaatsvinden:
(Zacharia 3:8) 8 Luister toch, hogepriester Jozua, u en uw vrienden die vóór u zitten – zij zijn immers een wonderteken – want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen.
(Zacharia 6:12-13) 12 en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen. 13 Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen, Híj zal met majesteit bekleed zijn, Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon; tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.
(Haggaï 2:10) 10 De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten. In deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE van de legermachten.
Deze Spruit (Jezus) zal volgens Zacharia zowel Koning zijn als Priester zijn, zoals Melchizedek dat ook was (Hebr. 5:6).
In het boek Zacharia staan diverse dubbele vervullingen beschreven, zoals ook in:
In ‘3. Jongeren; Teleurstellingen en hoe hier mee om te gaan’ staat de uitleg over de dubbele vervulling van de gruwel van verwoesting (Matt. 24:1-2, 15-16, 21, 29-31); als eerste het Romeinse leger tegenover Jeruzalem met zijn tempel in 70 n.Chr. Het ‘merkteken’ is in de eindtijd de gruwel, die verwoesting veroorzaakt (Op. 13:16-17, 14:9-10) tijdens de grote verdrukking.
In ‘5. De geheimen uit het boek Daniël ontrafeld’ staat de uitleg beschreven over de dubbele vervulling van het bedrog met Antiochus IV Epiphanes als koning en het bedrog met de Antichrist als koning in de laatste dagen. (zie ter ondersteuning ook ‘3. Het boekje van Johannes’)
Na de verwoesting van de 2e tempel in 70 n.Chr. vormen Christenen de tempel van God:
(1 Korinthiërs 3:16-17) 16 Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? 17 Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u.
(2 Korinthiërs 6:16) 16 Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
De problemen die aanwezig waren bij de Joden die terugkeerden uit Babylon zijn ook de problemen onder veel Christenen in deze laatste dagen, door niet meer actief het Christendom uit te dragen.
Onder diverse Christenen is er een verwaarlozing te constateren wat ‘hun eigen tempel’ betreft.
Laat Gods Geest werkzaam zijn in eenieder van u. Dat geldt met name voor het terugkerende offer, het laten zien van Christelijke gedrag en het Christelijke werk uitdragen (Daniël 11:31).
Sommige Christenen verdiepen zich erg weinig in Gods woord en zijn daarmee matig onderwezen. Onder veel Christenen is net als destijds liefde voor hun eigen fraaie huis ontstaan (Haggaï 1:4).
Twijfel niet en blijf als Christen vertrouwen tonen in uw hemelse Vader en in Zijn Zoon.
Het eerste visioen van Zacharia
(Zach. 1:8) 8 Ik zag ’s nachts, en zie, een Man Die op een rood paard reed en Hij stond tussen de mirten die zich in de diepte bevonden, en achter Hem waren er rode, bruine en witte paarden.
Een Man op een rood paard die in een dieper gedeelte stond waar groenblijvende mirten-struiken groeiden. Paarden worden in de Bijbel beschreven als een ondersteuning voor de strijd:
(Jesaja 31:1) 1 Wee hun die afdalen naar Egypte om hulp, die steunen op paarden, vertrouwen op strijdwagens, omdat er zoveel zijn, op ruiters, omdat die zeer machtig zijn…
De betekenis van de kleuren in dit visioen worden verder niet beschreven, zoals dat wel is gebeurd in Openbaring 6:2-8 waar de vier paarden van strijd van de Apocalyps worden beschreven.
In Openbaring betekent het rode paard oorlog voeren door middel van het zwaard (Op. 6:4).
Beschouw ook de strijdvaardige paarden in het Bijbelgedeelte om de dienaar van Elisa gerust te stellen over Gods bescherming:
(2 Koningen 6:14-17) 14 Toen stuurde hij (vers 11 – de koning van Syrië) daar paarden en strijdwagens heen, en een groot leger. Die kwamen ’s nachts en omsingelden de stad. 15 De dienaar van de man Gods (Elisa) stond heel vroeg op en ging naar buiten, en zie, een leger met paarden en strijdwagens omringde de stad. Toen zei zijn knecht tegen hem: Ach, mijn heer! Wat moeten wij doen? 16 Hij zei: Wees niet bevreesd, want die bij ons zijn, zijn méér dan die bij hen zijn. 17 En Elisa bad en zei: HEERE, open toch zijn ogen, zodat hij ziet. En de HEERE opende de ogen van de knecht, zodat hij zag; en zie, de berg was vol paarden en strijdwagens van vuur rondom Elisa.
In het visioen spreekt een engel als boodschapper tegen Zacharia (Zach. 1:19,2:3), maar een Man (de Engel van de Heer) tussen de mirten antwoordt dat God een groep engelen heeft uitgezonden om te verkennen of er nog strijd was van de omliggende landen/volken tegen de opbouw van de tempel. De Engel van de Heer is de aanvoerder, want de andere engelen (vers 11) rapporteerden aan Hem:
(Zach. 1:9-11) 9 Ik zei: Mijn Heere, wat betekenen deze dingen? Toen zei de Engel Die met mij sprak tegen mij: Ík zal u laten zien wat deze dingen betekenen. 10 Toen antwoordde de Man Die tussen de mirten stond: Dit zijn degenen die de HEERE uitgezonden heeft om het land door te gaan. 11 En zij antwoordden de Engel van de HEERE, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij zijn het land doorgegaan, en zie, heel het land zit neer en is stil.
De Man, een engel beschreven in menselijke gedaante, is vrijwel zeker Jezus Christus.
Zoals identiek beschreven in Ezechiël 40:2-4, in Daniël 7:13 en in Daniël 10:5-6.
Er zijn geen tekenen van strijd van omwonende volken en natiën te constateren:
(Zach. 1:12-13) 12 Toen antwoordde de Engel van de HEERE en zei: HEERE van de legermachten, hoelang is het nog dat U Zich niet ontfermt over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop U deze zeventig jaar toornig bent geweest? 13 De HEERE antwoordde de Engel Die met mij sprak met goede woorden, troostrijke woorden.
Zacharia moet het teruggekeerde Joodse volk vertellen dat God YHWH zeer toornig is op de heidenvolken die de bouw van de tempel vertraagd hebben. Maar God is barmhartig naar de Joden en Zijn huis zal in Jeruzalem herbouwd worden (vers 14-16). Dan volgt nog een profetie over onze toekomst, de tranen van de ogen zullen worden afgewist:
(Zach. 1:17) 17 Predik verder: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Mijn steden zullen nog uitbreiden vanwege het goede, de HEERE zal Sion nog troosten en Jeruzalem nog verkiezen.
(Jesaja 51:3) 3 Want de HEERE zal Sion troosten, Hij zal al haar puinhopen troosten. Hij zal haar woestijn maken als Eden, haar wildernis als de hof van de HEERE. Vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden, dankzegging en luid psalmgezang.
(Openbaring 7:17) 17 Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Het eerste visioen heeft een overeenkomst met het achtste visioen. In het achtste visioen wordt gesproken over vier wagens met rode, zwarte, witte en sterke, gevlekte paarden:
(Zach. 6:4-5) 4 Ik nam het woord en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze wagens, mijn Heere? 5 Daarop antwoordde de Engel en zei tegen mij: Dat zijn de vier winden van de hemel, die eropuit trekken van de plaats waar zij voor de Heere van heel de aarde hebben gestaan.
In Daniël staat geschreven, dat de vier winden de strijd opzwepen, dat ze Satan en zijn demonen vertegenwoordigen. Ze zijn de heersers van deze wereld (Ef. 6:12). Deze hebben hun plaats voor God verlaten en veroorzaken het ontstaan van de vier wereldmachten:
(Daniël 7: 1-3) 1 In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babel, had Daniël op zijn bed een droom en kreeg hij visioenen voor ogen. Toen schreef hij de droom op. De kern van de zaken omschreef hij als volgt: 2 Daniël nam het woord en zei: ’s Nachts in mijn visioen keek ik toe, en zie, de vier winden van de hemel zweepten de grote zee op, 3 en vier grote dieren stegen op uit de zee, die van elkaar verschilden.
In Daniël worden de vier wereldmachten beschreven waar Gods toenmalige volk, de Joden, vanaf de laatste koning van Juda door werden onderworpen. De leeuw (de Babyloniërs), de beer (de Medo-Perziërs), het luipaard (de Grieken) en het vierde beest (de Romeinen).
(Openbaring 7:1) 1 Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde. Zij hielden de vier winden van de aarde tegen, opdat er geen wind zou waaien op de aarde, of op de zee of tegen enige boom.
De vier winden van verwoesting worden tegengehouden, zodat er geen verdere schade kan ontstaan voordat de verzegeling van de 144.000 heiligen heeft plaatsgevonden (Op. 7:2-8).
(Zach. 6:11,14) 11 Neem zilver en goud en maak kronen, en zet die op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak,… 14 En de kronen zullen voor Chelem, Tobia, Jedaja en Chen, de zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in de tempel van de HEERE zijn.
(Openbaring 5:10) 10 En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde.
De genoemde kronen zijn een afbeelding van de kronen voor de 144.000 heiligen, die samen met de Christus als koningen en priesters zullen regeren.
Het tweede visioen van Zacharia
(Zach. 1:18-19) 18 Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie: vier hoorns. 19 En ik zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze hoorns? En Hij zei tegen mij: Dat zijn de hoorns die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.
In het tweede visioen worden de natiën met hun koningen beschreven die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben. In de dagen van Zacharia waren alle volken rondom Juda onderworpen aan het Perzische rijk, zoals deze gedurende Nebukadnezar aan het Babylonische rijk onderworpen waren geweest. In Esther 1:1 wordt geschreven dat ‘koning Ahasveros’ (Xerxes I) van het Perzische rijk regeerde over 127 gewesten, van India tot Cusj (Soedan, noordoost Afrika) toe. Hij regeerde dus over zeven gewesten meer dan de 120 gewesten gedurende de voorgaande regering van Darius I de Medïer (Daniël 6:1-2).
Dit visioen heeft dus geen betrekking op de vijanden van de Joden die in de dagen van alle kanten rondom hen waren; zoals de Syriërs, Assyriërs en Babyloniërs in het noorden; de Ammonieten en Moabieten in het oosten; de Edomieten en Egyptenaren in het zuiden; en de Filistijnen in het westen.
Dit gedeelte is weer een toekomstvisioen en refereert duidelijk aan de 4 wereldmachten zoals beschreven in Daniël hoofdstuk 2, de droom van Nebukadnezar over een groot beeld en de uitleg van Daniël over dit beeld: (Zie hiervoor ook: 1. De geheimen uit het boek Daniël ontrafeld)
(Daniël 2:31-33,42) 31 U, o koning, keek toe, en zie: een groot beeld. Dit beeld was hoog, de glans ervan uitzonderlijk. Het stond voor u. De aanblik ervan was schrikwekkend. 32 Het hoofd van dit beeld was van goed goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen van brons, 33 zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer, gedeeltelijk van leem…. 42 En de tenen van de voeten, gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem – dat koninkrijk zal gedeeltelijk sterk zijn en gedeeltelijk broos.
Daniël somt als eerste de 4 hoofdgroepen op. Koning Nebukadnezar met zijn Babylonische rijk vertegenwoordigde het gouden hoofd (Daniël 2:37-38).
Na het Babylonische rijk zou een rijk het zilver vertegenwoordigen, daarna een rijk het brons, daarna een rijk het ijzer (Daniël 2:39-43).
Het Medo-Perzische rijk vertegenwoordigde het zilver, het Griekse rijk vertegenwoordigde het brons, en het Romeinse rijk het ijzer.
Al deze wereldmachten of koninkrijken zouden er komen, te beginnen met Babylon vanaf de laatste koning van Juda, Zedekia, totdat Jeruzalem met zijn tempel in 70 n.Chr. door het Romeinse rijk werd verwoest en ‘de discipelen van Jezus Christus’ zijn overgebleven als het volk van God.
De God van de hemel zal in de laatste dagen een eeuwig koninkrijk doen opkomen dat al deze koninkrijken incl. de VS (het ijzer vermengd met leem) en de 8e wereldmacht van de centrale banken (de tenen van de voeten, gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem) zal verbrijzelen:
(Daniël 2:34-35) 34 Hier keek u naar, totdat er, niet door mensenhanden, een steen werd afgehouwen. Die trof dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en verbrijzelde die. 35 Toen werden het ijzer, het leem, het brons, het zilver en het goud tegelijk verbrijzeld. Ze werden als kaf op een zomerdorsvloer. De wind voerde ze weg, zodat er geen spoor van teruggevonden werd. Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde.
(Daniël 2:44) 44 In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden.
(Zach. 1:20-21) 20 Vervolgens liet de HEERE mij vier smeden zien. 21 Toen zei ik: Wat komen die doen? Hij zei: Dat waren de hoorns die Juda verstrooid hebben, zozeer dat niemand zijn hoofd kon opheffen. Maar dezen zijn gekomen om hun schrik aan te jagen en om de hoorns van de heidenvolken neer te werpen, die de hoorn opgeheven hebben tegen het land Juda om het te verstrooien.
De vier smeden zijn de symbolische bewerkers van de zwaarden en schilden, de instrumenten van God, om Zijn toenmalige volk (de Joden) te bevrijden die door deze hoorns of wereldmachten werden verdrukt en/of verstrooid.
Het derde visioen van Zacharia
(Zach. 2:1-2,5,8) 1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn….5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn….8 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nadat Hij heerlijkheid heeft beloofd, heeft Hij mij gezonden tot die heidenvolken die u beroven, want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
Het opmeten in Zacharia symboliseert wie er werkelijk tot Gods volk behoren en daarmee de goddelijke bescherming van het toenmalige volk van God in Jeruzalem ontvingen. Ook aan Johannes werd een meetlat gegeven (Op. 11:1-2) om het binnenste voorhof van de tempel op te meten met daarin het tempelgebouw en het offeraltaar. Dat betekent voor onze dagen de bescherming van de heiligen en van de grote schare getrouwe Christenen. Want ook over de grote menigte wordt geschreven dat zij na de opname in de ‘hemelse’ na’os dienst doen en wel als dienaren voor de troon van God (Op. 7:13-17). (Zie de uitleg in: 3. De twee getuigen). De muur van vuur rondom (Zach. 2:5) is een toezegging wat de bescherming betreft voor al degenen die in Jeruzalem verblijven op de nieuwe aarde:
(Zach. 2: 10-11) 10 Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE. 11 Veel heidenvolken zullen op die dag bij de HEERE gevoegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen….
Vele volkeren zullen in de herkansing op de nieuwe aarde naar Gods nieuwe huis gaan (gebouwd door de Spruit) en door onze God YHWH onderwezen willen worden:
(Jesaja 2:2-3) 2 Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. 3 Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Het vierde visioen van Zacharia
(Zach. 3:1-2) 1 Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de Engel van de HEERE stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. 2 De Heere (Jezus) zei echter tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. (Zie ook Judas 1:9)
Satan wil Jozua beschuldigen, maar de mensenzoon (de Heer) berispt hem dat God hem hiervoor zal straffen. De hogepriester Jozua wordt gereinigd van zonden zoals beschreven in Zacharia 3:3-7:
(Zach. 3:4) 4 Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek hem de vuile kleren uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en zal u feestkleren aantrekken.
(Micha 7:18) 18 Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft, Die voorbijgaat aan de overtreding van het overblijfsel van Zijn eigendom? Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn, want Hij vindt vreugde in goedertierenheid.
Jozua was de hogepriester en vertegenwoordigde het Joodse volk, het toenmalige volk van God. Hetzelfde thema komt terug in Openbaring, waar Gods volk wordt gereinigd en voor de troon en voor het Lam staat:
(Openbaring 7:9,13-14) 9 Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand….13 En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? 14 En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Dat het Lam Gods rechtvaardig zal oordelen staat ook geschreven in Zacharia 3:9:
(Zach. 3:8-9) 8….want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen. 9 Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal er Zijn gravering in aanbrengen, spreekt de HEERE van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op één dag wegnemen.
De ongerechtigheid zal tot een einde komen op een dag die door God wordt bepaald.
Openbaring 5 bevestigd dat dit rechtvaardig oordelen mogelijk is door de zeven Geesten van God, die over de hele aarde uitgezonden zijn:
(Openbaring 5:6) 6 En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde.
(Zach. 3:10) 10 Op die dag, spreekt de HEERE van de legermachten, zal ieder zijn naaste uitnodigen onder de wijnstok en onder de vijgenboom.
Wanneer die dag van oordeel is geweest, dan zullen getrouwe discipelen worden beloond en zullen de tijden van uitbundige vrede aanbreken.
In het volgende artikel vervolgen we met de verdere visioenen van Zacharia.