4. Zacharia; Wanneer Gods volk verzwakt.pdf
(Zacharia 1:2-3) 2 De HEERE is zeer toornig geweest op uw vaderen. 3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Staten Vertaling)
————————————————————————————————————–
Nadat de Joodse bewoners na 70 jaar ballingschap weer waren teruggekeerd, wilde God weer tussen Zijn volk in de tempel wonen. In het vorige artikel hebben we gesproken over hun bedenkelijke manier van vasten.
In dit artikel bespreken we de profetieën over de omringende natiën van Juda met hun afgodische stijl van leven en de onbezorgdheid waarmee ze op die manier door het leven gingen. Maar ook hoe deze natiën Gods toorn ondergingen.
Het Joodse volk, in die dagen Gods volk, was een heilig volk en een lichtpunt voor de natiën.
De volgende hoofdstukken bevatten profetieën, die verwijzen naar de komst van de Messias en naar de zegeningen op de nieuwe aarde.
Thema: De komst van de voorzegde Messias en de zegeningen van Gods koninkrijk
Eerst zullen vele steden en natiën Gods oordeel ondergaan
Damascus in Syrië, Tyrus, Sidon en de Filistijnse steden langs de kust zouden allen de toorn van God ondergaan. We beginnen in Zacharia hfdstk 9 vers voor vers met Damascus in Syrië:
- (Zach. 9:1-2) 1 Een last, het woord van de HEERE in het land Chadrach. Damascus zal Zijn rustplaats zijn, want de HEERE heeft oog voor mensen, net als voor al de stammen van Israël, 2 en ook voor Hamath, dat eraan grenst, en voor Tyrus en Sidon, al zijn zij nog zo wijs.
Dat God oog heeft voor alle mensen betekent dat God op alle mensen let. Normaal gesproken wordt dat aangehaald als er iets positiefs te melden valt, maar in dit geval is het niet iets positief. Het is een last, een toorn of een zwaar oordeel, net zoals Gods volk destijds gestraft werd voor hun afgoderij. Het land Chadrach was de naam van een district van Syrië (Coelesyria), waarvan Damascus de hoofdstad was. Ook Jesaja sprak over de komende last of toorn die Damascus zou treffen:
(Jesaja 17:1) 1 De last over Damascus. Zie, Damascus houdt op een stad te zijn, het zal een puinhoop worden, een ruïne.
Damascus zou niet alleen bijzonder getroffen worden door het oordeel dat nu dreigde, het zou ook de rustplaats van Gods woord worden, daar waar de toorn van de Heer tot bedaren zou komen.
Deze toorn werd vervuld door de Griekse wereldmacht, de 3e wereldmacht na de laatste koning van Juda, Zedekia. (zie hiervoor ook: het achtste visioen van Zacharia):
(Zach. 6:3) 3 de derde wagen witte paarden en de vierde wagen sterke, gevlekte paarden.
In 332 v.Chr. veroverde het leger van Alexander de Grote de stad Damascus. Het beleg van Tyrus was van januari-augustus 332 v.Chr. In diezelfde periode veroverde Alexander eveneens Judea en Samaria.
In Jesaja staat tevens beschreven waarom zowel Damascus als Tyrus en Sidon Gods oordeel ontvingen. Het was hun afgoderij die hen veroordeelde:
(Jesaja 10:9-10) 9 Is het Kalno (vermoedelijk een stad in Sinear, Zuid-Mesopotamië) niet vergaan als Karchemis (of Karkemish, Syrië), Hamath (Syrië) als Arpad (Syrië), Samaria als Damascus (Syrië)? 10 Zoals mijn hand wist te vinden de koninkrijken van de afgoden, hoewel hun beelden die van Jeruzalem en die van Samaria overtroffen;
Overzicht van het Midden-Oosten
Sidon nu was de hoofdstad van Fenicië. De Sidoniërs bouwden de stad Tyrus toen hun stad ooit belegerd werd. Om die reden werd Tyrus de dochter van Sidon genoemd (Jesaja 23:12).
De Sidoniërs stonden bekend om hun kennis en vaardigheid in kunst en wetenschappen. Door hun handel verworven ze grote rijkdom (Jesaja 23:2).
Tyrus stond bekend om hun wijsheid. Deze wijsheid was tevens de basis van hun trots en bracht hen rijkdom (Ezechiël 28:1-9). De goed beschermde stad Tyrus, die in de zee stond, was vastbesloten om Alexander de Grote te weerstaan. Maar hun trots werd door Alexander gebroken. Door brand werd de stad verwoest, hun vloot werd verslagen en de inwoners werden gedood (Ezechiël 28:8):
- (Zach. 9:3-5) 3 Tyrus heeft voor zichzelf een vestingwal gebouwd, zilver opgehoopt als stof, en bewerkt goud als slijk op straat. 4 Zie, de Heere zal het in bezit nemen, Hij zal zijn vesting in de zee verslaan, zelf zal het door vuur verteerd worden. 5 Askelon zal het zien en bevreesd zijn, evenals Gaza, en het zal hevig beven, ook Ekron, omdat zijn verwachting wordt beschaamd. De koning zal uit Gaza verdwijnen en Askelon zal onbewoond zijn.
De ondergang van zo’n machtige stad als Tyrus vervulde natuurlijk andere kuststeden zoals Askelon met ontzetting. De machtige en rijke stad Tyrus, die nu gevallen was. De Filistijnse steden hadden gehoopt dat de macht van Tyrus ook hen zou beschermen voor Alexander de Grote. Nu overviel de angst hen:
(Jeremia 25:15,20) 15 Want zo heeft de HEERE, de God van Israël, tegen mij gezegd: Neem deze beker van de wijn van de grimmigheid uit Mijn hand, en geef die te drinken aan al de volken tot wie Ik u zend,….20….aan al de koningen van het land van de Filistijnen, aan Askelon, Gaza, Ekron en het overblijfsel van Asdod,….
De toorn van God in die dagen werpt de vraag op, hoe het in onze dagen verder zal aflopen?
Net zoals in die dagen de toorn van God kwam over al de stammen van Israël (Zach. 9:1), Gods volk, zo zal ook in onze dagen Gods toorn komen over verzwakte Christenen. Want veel Christenen doen zich voor het oog van de wereld nog steeds voor als getrouwe Christenen, terwijl ze een volledig afgezwakt Christelijk leven leiden met het wereldse vertier en gedrag dat bij goddelozen hoort.
Schaam u daarom (ook bij anderen) nooit over uw hemelse Vader of over de Zoon (Lukas 9:26). Want wanneer u de waarheid van Gods woord minacht, minacht u ook de Christelijke liefde, rechtvaardigheid en eeuwige toekomst.
De voorzegde rampspoed over de Filistijnse steden
Verschillende profeten hadden de rampspoed over de Filistijnen al reeds geprofeteerd:
(Zefanja 2:4-5) 4 Want Gaza zal verlaten worden en Askelon tot woestenij zijn; Asdod, midden op de dag zal men het verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners van het gebied aan de zee, volk van Kretenzers! Het woord van de HEERE is tegen u, Kanaän, land van de Filistijnen! Ik zal u verdelgen, zodat er geen inwoner meer is.
(Jeremia 47:4) 4 vanwege de dag die komt om alle Filistijnen te verdelgen, om elke overgebleven helper van Tyrus en Sidon uit te roeien. Want de HEERE zal de Filistijnen verdelgen, het overblijfsel van het kustland van Kaftor.
(Ezechiël 25:15-16) 15 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de Filistijnen in wraakzucht handelden en met hartgrondig leedvermaak wraak namen door verderf te zaaien, gedreven door een eeuwige vijandschap, 16 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Mijn hand uitstrekken tegen de Filistijnen en zal de Kretenzers uitroeien, en wie overblijft aan de zeekust ombrengen.
- (Zach. 9:6) 6 De bastaard zal in Asdod wonen; Ik zal de trots van de Filistijnen uitroeien.
Asdod was in die dagen een Filistijnse plaats dicht bij de kust, +/- 32 km ZW van Jaffa (Tel Aviv). Een bastaard is een naam voor een kind dat buitenechtelijk wordt geboren, een onwettig kind dus. In Zach. 9:6 heeft het de betekenis van ‘buitenstaanders die geen wettelijke erfgenamen zijn’, dus vreemdelingen zullen Asdod bewonen die de eigen inheemse bevolking zullen vervangen. Hun trots en hun gemeenschap zouden verloren gaan. De Filistijnen hadden een vijfstedenbond: Gaza, Asdod, Askelon, Gath en Ekron:
(Jozua 13:3) 3…. De vijf stadsvorsten van de Filistijnen, die van Gaza en die van Asdod, die van Askelon, die van Gath en die van Ekron,….
Deze vijf steden hadden hun eigen afgoden (of Baäls en moedergodinnen), zoals ook in Asdod. Daar was Dagon hun afgod:
(1 Samuël 5:1-3) 1 De Filistijnen hadden de ark van God als buit meegenomen en hem van Eben-Haëzer naar Asdod gebracht. 2 Vervolgens namen de Filistijnen de ark van God, brachten hem in het huis van Dagon en plaatsten hem bij Dagon. 3 Maar toen de inwoners van Asdod de andere dag vroeg opstonden, zie, Dagon was op zijn gezicht ter aarde gevallen vóór de ark van de HEERE. En zij namen Dagon en zetten hem weer op zijn plaats.
Toen Nehemia na de ballingschap de muren rondom Jeruzalem aan het herstellen was, werkte ook de bevolking van Asdod hem tegen:
(Nehemia 4:7-8) 7 Het gebeurde, toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Ammonieten en de inwoners van Asdod hoorden dat het herstel van de muren van Jeruzalem vorderde en dat de bressen gedicht begonnen te worden, dat ze in hevige woede ontstaken. 8 Zij spanden allemaal samen om tegen Jeruzalem te gaan strijden en verwarring te stichten.
- (Zach. 9:7) 7 Ik zal zijn bloed uit zijn mond verwijderen, zijn afschuwelijke dingen van tussen zijn tanden. Ook híj zal overblijven voor onze God. Hij zal zijn als een leider in Juda, en Ekron als een Jebusiet.
Deze vreemdelingen, deze buitenstaanders, die Asdod gingen bewonen moesten zich gaan houden aan de Joodse spijswetten en zich onthouden van het eten van bloed. Voorheen werden de offers aan de afgoden (Num. 25:2) gegeten, het was een onderdeel van het aanbidden van de afgoden.
Nu golden de Joodse spijswetten betreffen de reine en onreine dieren (Lev. hfdstk 11, Deut. hfdstk 14) en de Joodse spijswetten over het eten van bloed (Gen. 9:4, Lev. 3:17, 7:26).
Degenen in Asdod, die door hun gedrag tot Gods volk gingen behoren, zouden aan God worden toegevoegd en een Judees hoofd van een familiestam worden. En degenen in Ekron, die door hun gedrag tot Gods volk gingen behoren, zouden als een bewoner van Jeruzalem worden. Jeruzalem wordt in de Schrift (1 Kron. 11:4) ook wel Jebus genoemd:
(1 Kronieken 11:4) 4 David trok met heel Israël op naar Jeruzalem, dat is Jebus, want daar waren de Jebusieten, de inwoners van dat land.
- (Zach. 9:8) 8 Ik zal Mij als een wacht rond Mijn huis legeren, vanwege het leger dat heen en weer trekt, zodat geen onderdrukker meer tegen hen optrekt. Nu heb Ik het immers met eigen ogen gezien!
In de Schrift hebben de woorden ‘Mijn huis’ soms een bredere betekenis. Er wordt dan niet Gods tempel bedoeld maar het ‘het land van Mijn volk, het land van Mijn huisgezin’:
(Hosea 9:15) 15 Al hun kwaad bleek in Gilgal, ja, daar heb Ik hen gehaat. Vanwege hun slechte daden zal Ik hen uit Mijn huis verdrijven. Ik zal hen voortaan niet meer liefhebben: al hun vorsten zijn opstandig.
God zou dus optreden als een bewaker in het voordeel van zijn huisgezin, de Joden, om hen te beschermen tegen de legers die heen en weer marcheerden.
Het was Alexander die daar voorbijging met zijn leger op weg naar Egypte en weer terug keerde na Alexandrië in Egypte te hebben gesticht. God had dit met Zijn eigen ogen gezien hoe Zijn volk hier onder te lijden had. God zou Zijn volk beschermen voor Alexander de Grote en ook voor de generaals die hem opvolgden.
(Klaagliederen 3:59) 59 U, HEERE, hebt mijn verdrukking gezien;
De aankondiging van de Koning van de Joden, de voorzegde Messias
YHWH zal weer in Jeruzalem gaan wonen in de nieuwe tempel van Zerubbabel (Zach. 8:1-3).
Vanaf Zacharia 8:1 tot en met 9:8 is de tekst een voorbereiding op de komst van de Messias:
(Zach. 6:3) 3 de derde wagen witte paarden en de vierde wagen sterke, gevlekte paarden.
De Koning van de Joden zou verschijnen gedurende de laatste wereldmacht van de sterke gevlekte paarden, het Romeinse rijk. Tot het Romeinse rijk waren de Joden nog Gods volk. De Vredevorst zou op het jong van een ezelin in Jeruzalem verschijnen:
- NBG51 (Zach. 9:9) 9 Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong.
In Num. 19:2, Deut. 21:3 en 1 Sam. 6:7 staat geschreven dat voor bepaalde heilige doeleinden dieren moesten worden uitgekozen die nog nooit een juk hadden gedragen.
De beschrijving in de evangeliën van de Koninklijke intocht op het veulen in Jeruzalem:
(Mattheüs 21:1-5) 1 En toen zij Jeruzalem naderden en in Bethfagé bij de Olijfberg gekomen waren, zond Jezus twee discipelen uit en zei tegen hen: 2 Ga het dorp in dat voor u ligt, en u zult meteen een ezelin vinden die vastgebonden is, en een veulen bij haar; maak ze los en breng ze bij Mij. 3 En als iemand iets tegen u zegt, moet u zeggen dat de Heere ze nodig heeft, en hij zal ze meteen sturen. 4 Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet, toen hij zei: 5 Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen dat een jong van een jukdragende ezelin is.
(Johannes 12:12-15) 12 Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13 namen zij de takken van palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël! 14 En toen Jezus een jonge ezel gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is: 15 Wees niet bevreesd, dochter van Sion, zie, uw Koning komt, zittend op het veulen van een ezelin.
Uw Koning komt tot u, onze Koning, de langverwachte Koning was eindelijk gekomen.
Onze Koning verhoogde zich niet voor de ogen van de mensen maar kwam nederig tot Gods verbondsvolk. Jezus kwam op deze manier, om de Joden te laten zien dat Zijn koninkrijk van een andere betekenis was als wat zij verwachtten:
(Jesaja 9:5-6) 5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. 6 Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid.
Zoals het paard het symbool is van macht en strijd, zo is de ezel het symbool van nederigheid:
(Psalm 147:10) 10 Hij vindt geen vreugde in de kracht van het paard,….
De uitbundige vreugdevolle intocht van Jezus in Jeruzalem bij Zijn eerste komst is een afbeelding van de volledige vervulling van deze profetie bij Zijn tweede komst, na de opname in de hemel:
(Johannes 12:12-13) 12 Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13 namen zij de takken van palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël!
(Openbaring 7:9-10) 9 Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. 10 En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!
Het is een groot verschil met koningen of presidenten in onze tijd, die met een stoet aan paarden of limousines met rijkdom en pracht indruk willen maken wanneer ze gekroond of aangesteld worden.
- (Zach. 9:10) 10 Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde.
En ik zal de strijdwagen van Efraïm (aanduiding van het tienstammenrijk Israël) afsnijden en de strijdboog wegnemen toont duidelijk aan dat Gods koninkrijk niet oorlogszuchtig zal zijn, maar dat het een koninkrijk van vrede zal zijn.
(Efraïm, naam voor het tienstammenrijk: 16. Hosea; Wanneer een volk God ontrouw wordt.)
Jezus zal als Vredesvorst vrede verkondigen aan de heidenvolken.
Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde. Het is het eeuwige vredesrijk op de nieuwe aarde die zal komen:
(Lukas 1:30-33) 30 En de engel zei tegen haar: Wees niet bevreesd, Maria, want u hebt genade gevonden bij God. 31 En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. 32 Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, 33 en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.
(Ezechiël 37:25) 25 Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David (Jezus) zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.
Gods koninkrijk zal zich dus uitstrekken tot de meest afgelegen delen van de aarde en oorlogen zullen niet meer geleerd worden en zullen ophouden:
(Psalm 46:10) 10 Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog breekt en de speer in stukken slaat, de wagens met vuur verbrandt.
(Jesaja 2:4) 4 Hij zal oordelen tussen de heidenvolken en veel volken vonnissen. En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.
Gods volk zal eeuwig bevrijd worden en eeuwig gezegend worden
- (Zach. 9:11) 11 Wat u aangaat, vanwege het bloed van uw verbond heb Ik uw gevangenen vrijgelaten uit de put waar geen water in is.
In die dagen werden droge putten gebruikt als een soort gevangenis waar je niet alleen uit kon komen. De put zonder water – als een soort gevangenis – wordt bevestigd door de gebeurtenissen rondom zowel Jozef als Jeremia:
(Genesis 37:23-24) 23 En het gebeurde, toen Jozef bij zijn broers was gekomen, dat zij Jozef zijn gewaad uittrokken, het veelkleurige gewaad dat hij droeg, 24 en zij namen hem en gooiden hem in de put. De put nu was leeg, er stond geen water in.
(Jeremia 38:6) 6 Zij namen Jeremia mee en wierpen hem in de put van Malkia, de zoon van de koning, die op het binnenplein van de wacht was, en zij lieten Jeremia met touwen neer. Nu was er geen water in de put, maar wel slijk.
Er is geen water of ‘levend water’ in deze gevangenis-put.
Levend water betekent dat God onze zegen is, onze redding en onze verlossing:
(Jeremia 17:13) 13 HEERE, Hoop van Israël, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden. Wie zich van mij afkeren, zullen in de aarde worden geschreven, want zij hebben de bron van het levende water, de HEERE, verlaten.
(Johannes 4:10-14) 10 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben. 11 De vrouw zei tegen Hem: Heere, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan? 12 Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden? 13 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, 14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.
De boven aangehaalde Schriftplaats Zach. 9:11 betekent in de eerste vervulling de bevrijding van het Joodse volk uit de slavernij van ballingschap op basis van het bloed van het zondeoffer (zie: Jom Kippoer). De betekenis in de tweede vervulling van Zach. 9:11 is de bevrijding uit de slavernij van zonden door het Nieuwe Verbond dat de Messias, de Christus, bekrachtigd met Zijn eigen bloed:
(Mattheüs 26:27-28) 27 Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
(Jesaja 59:20) 20 En naar Sion zal een Verlosser komen voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, spreekt de HEERE .
- (Zach. 9:12-13) 12 Keer terug naar de burcht, u, gevangenen die hoop hebt! Ook heden verkondig Ik: Ik zal u dubbel vergoeden, 13 als Ik Mij Juda zal hebben gespannen, enIk Efraïm op de boog zal hebben gelegd, en Ik uw zonen, Sion, zal hebben opgezet tegen uw zonen, Griekenland, en Ik u gemaakt zal hebben als het zwaard van een held.
Keer terug naar God die als een burcht voor u is en die u bescherming en hoop biedt:
(Jesaja 26:1-2) 1 Op die dag zal dit lied gezongen worden in het land Juda: Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en vestingwallen. 2 Doe de poorten open, zodat het rechtvaardige volk kan binnengaan, dat de trouw bewaart.
(Psalm 61:4-5) 4 Want U bent een toevlucht voor mij geweest, een sterke toren tegen de vijand. 5 Ik zal in alle eeuwigheid in Uw tent verblijven, mijn toevlucht zoeken in de schuilplaats onder Uw vleugels.
Aan u gevangenen van hoop; Ik zal je zegeningen verdubbelen vergeleken met wat Ik destijds aan uw vaders heb geschonken, ja, twee keer zo veel. Dit gedeelte heeft betrekking op de komst van de Messias en de Joden die geloof stelden in Jezus woorden. Degenen die voor het eerst op Pinksteren na Jezus dood en opstanding ‘uitverkoren’ werden en ‘geheiligd’ werden. Zij zullen op de toekomstige nieuwe aarde een dubbel erfelijk bezit ontvangen:
(Jesaja 61:6-7) 6 Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE, men zal u noemen: dienaren van onze God. U zult het vermogen van heidenvolken eten, u zult u beroemen in hun luister. 7 In plaats van uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel. Daarom zullen zij in hun land het dubbele in erfelijk bezit hebben, zij zullen eeuwige blijdschap hebben.
Juda (het 2 stammenrijk) als boog en Efraïm (het 10 stammenrijk Israël) als zijn pijl zouden zich verenigen in de strijd tegen de zonen van Griekenland:
(Jesaja 11:13) 13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen, en wie Juda in het nauw drijven, zullen uitgeroeid worden. Efraïm zal niet langer jaloers zijn op Juda, en Juda zal Efraïm niet meer in het nauw drijven.
Na de dood van Alexander de Grote uit Macedonië verdeelden 4 van zijn generaals het omvangrijke Griekse rijk. (Zie ook: 3. De beloofde Messias) :
(Daniël 8:22) 22 En dat die afbrak en er vier voor in de plaats kwamen: vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, maar zonder de kracht ervan.
Seleucus kreeg het bestuur over Syrië, Mesopotamië, Perzië en Klein-Azië.
Ptolemaeüs kreeg het bestuur over Egypte, Judea en Samaria.
Daniël hfdstk 11 (tot vers 21) geeft een inkijk in de Ptolemeïsche en Seleucidische conflicten, van respectievelijk het noorden (Syrië) en het zuiden (Egypte), die streden om landen zoals Judea en Samaria. In 198 v.Chr. viel Judea echter in handen van het Seleucidische Rijk. In +/-168 v.Chr. beval de Seleucidische koning Antiochus IV Epifanes om een heidens altaar op te richten in de Joodse tempel te Jeruzalem, gewijd aan de heidense god Zeus (Baäl Hasjamaïm).
Dat was voor getrouwe Joden de grootst mogelijk aanval op hun aanbidding van YHWH.
De Makkabeeën waren Joodse opstandelingen in de 2e eeuw v.Chr.
Antiochus IV liet vanwege de opstand door de Makkabeeën duizenden Joden ombrengen.
Judas de Makkabeeër – Judas met de slaghamer – leidde een klein leger van Joden die tegen de Seleuciden streden en kon de Seleuciden in 165 v.Chr. uit Jeruzalem verdrijven.
Het was ‘het zwaard van een held’ (Zach. 9:13) om Jeruzalem met Gods huis of tempel te bevrijden. De Mozaïsche eredienst in de tempel van Jeruzalem werd meteen daarna hersteld. Dit wordt jaarlijks herdacht met het Joodse Chanoeka feest (Johannes 10: 22).
- (Zach. 9:14) 14 De HEERE zal boven hen verschijnen: Als een bliksem zal Zijn pijl uitschieten. De Heere HEERE zal op de bazuin blazen, en Hij zal optrekken in zuiderstormen.
God YHWH zal zijn kinderen beschermen voor Satans kinderen, en als de bazuin klinkt zullen Gods kinderen door de Messias worden opgenomen in de hemel (Matt. 24:31, 1 Kor. 15:52). In later tijd – in de laatste dagen – zullen we Gods storm of brandende toorn volledig begrijpen:
(Jeremia 30:23-24) 23 Zie, een storm van de HEERE, grimmigheid is uitgegaan, een aanhoudende storm, op het hoofd van de goddelozen zal hij blijven. 24 De brandende toorn van de HEERE zal zich niet afwenden, tot Hij gedaan en tot Hij tot stand gebracht heeft de gedachten van Zijn hart. In later tijd zult u dat begrijpen.
(Psalm 11:5-6) 5 De HEERE beproeft de rechtvaardige, maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft. 6 Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen. Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.
Iedere Christen kan nu zien hoe de leugen wereldwijd regeert, over veel wordt gelogen. Diep respect voor ongeboren leven is bij velen in de wereld verdwenen. De kwaadaardige filantropen van deze wereld hebben geen moeite met genocide van de wereldbevolking door injecties en door honger te veroorzaken.
De bruiloft van het Lam met ‘de vrouw’
- (Zach. 9:15) 15 De HEERE van de legermachten zal hen beschermen; zij zullen eten en de slingerstenen vertrappen, zij zullen drinken en feestgedruis maken als van wijn, zij zullen vol worden als het sprengbekken, als de hoeken van het altaar.
God zal een schild zijn voor Zijn volk. De betekenis van schild in Gods woorden in een visioen aan Abraham waren gelijk als wat David over YHWH schreef:
(Genesis 15:1) 1 Na deze dingen kwam het woord van de HEERE tot Abram in een visioen: Wees niet bevreesd, Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot.
(Psalm 3:4) 4 U echter, HEERE, bent een schild voor mij, mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.
God zal Zijn getrouwe volk altijd beschermen, door alle moeilijkheden en tijden heen.
De Israëlieten stonden bekend als uitstekende slingeraars:
(Richteren 20:16) 16 Onder al dit volk waren zevenhonderd van de beste mannen linkshandig. Ieder van hen kon haarfijn met een steen slingeren zonder te missen.
(1 Kronieken 12:1-2) 1….Zij (deze Israëliërs) waren onder de helden, die in die strijd hielpen, 2 gewapend met bogen. Zij gebruikten de rechter- en de linkerhand om stenen te slingeren en om pijlen te schieten met de boog… (zie ook 2 Koningen 3:25-26)
Wie kent niet het verhaal van David tegen Goliath (1 Samuel 17:50), waarbij Goliath werd uitgeschakeld door de slinger? Maar nu zullen de slingerstenen worden vertrapt, ze zullen niet meer worden gebruikt. In Zach. 9:10 stond al, dat ook de strijdboog weggenomen zou worden. De uitverkorenen van dit koninkrijk van vrede zullen de oorlog en fysieke strijd niet meer leren (Jes. 2:4).
Het is de geestelijke strijd van de 144.000 heilige kinderen van God (samen met de grote schare kinderen van God) tegen Satan met zijn engelen (Ef. 6:12). De onberouwvolle kinderen van Satan zullen vernietigd worden gedurende Gods grote dag:
(Micha 5:7-8) 7 Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn, te midden van veel volken, als een leeuw onder de dieren van het woud, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt, en er is niemand die redt. 8 Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
(1 Thessalonicenzen 5:3) 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.
(Mattheüs 25:41) 41 Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.
Al Gods kinderen zullen een feestmaal gebruiken gedurende de bruiloft van het Lam met ‘de vrouw’, de 144.000 heiligen:
(Openbaring 19:7-9) 7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. 8 En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. 9 En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam….
Deze symbolische vrouw, de 144.000 heiligen uit de 12 stammen van Israël (Op. 7:4), worden vergeleken met de sprengbekkens van het brandofferaltaar in het voorhof en als de hoorns of hoeken van het offeraltaar. De sprengbekkens waren schalen die bij het brandofferaltaar gebruikt werden om het bloed van de offerdieren op te vangen en aan de voet van het altaar uit te gieten:
(Leviticus 4:34) 34 Vervolgens moet de priester met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het op de hoorns van het brandofferaltaar strijken. En al zijn overige bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten.
Het waren taken voor de Levitische priesters, maar de 144.000 heiligen zullen ook priesters zijn. Tevens worden de heiligen als eerstelingen genoemd voor de eerste opstanding, en zullen zij als priesters en koningen samen met de Christus regeren:
(Openbaring 20:6) 6 Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang.
Gods koninkrijk waar we om vragen (Matt. 6:9-13) zal volledig in werking treden na het blazen op de 7e bazuin (na de 7 zegels volgen de 7 bazuinen en daarna de 7 schalen):
(Openbaring 11:15) 15 En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid.
De vrede en veiligheid op de compleet vernieuwde aarde
- (Zach. 9:16) 16 Op die dag zal de HEERE, hun God, hen verlossen, als de kudde van Zijn volk, want als edelstenen in een diadeem zullen zij schitteren in Zijn land.
In de hemel zullen de uitverkoren heiligen als priesters en koningen samen met Christus voor 1000 jaar regeren (Op. 20:4). Na die 1000 jaar zal het Nieuwe hemelse Jeruzalem neerdalen naar de totaal vernieuwde aarde (Op. 21:2) waar Gods koninkrijk werkelijke vrede en rechtvaardigheid zal brengen:
(Ezechiël 36:37-38) 37 Zo zegt de Heere HEERE: Opnieuw zal Ik hierom door het huis van Israël gevraagd worden om dit voor hen te doen. Ik zal hen even talrijk aan mensen maken als aan schapen. 38 Als met de geheiligde schapen, als met de schapen van Jeruzalem op hun vaste feestdagen, zo vol zullen de verwoeste steden worden met kudden mensen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
(Jesaja 62:2-3) 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de mond van de HEERE bepalen zal. 3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
(Openbaring 2:17) 17 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt.
De heiligen zullen als kostbare edelstenen zijn; als kroonstenen zullen ze schitteren als in een gewijde kroon of diadeem. Zij zijn symbolisch de juwelen van de kroon van Christus en worden door Hem zeer gewaardeerd vanwege hun zuiverheid, als maagden bleven ze gescheiden van afgoderij (Op. 14:4). Deze kostbare edelstenen werden ook afgebeeld in de officiële kleding van de hogepriester, de borsttas met de 12 edelstenen:
(Exodus 28:15, 21) 15 Vervolgens moet u een borsttas van de beslissing maken, werk van een kunstenaar….21 En de stenen moeten twaalf in getal zijn, overeenkomstig de namen van de zonen van Israël, overeenkomend met hun namen. De stenen moeten zegelgraveringen krijgen, ieder met zijn naam. Zij zijn voor de twaalf stammen bestemd.
- (Zach. 9:17) 17 Hoe goed zal het zijn, hoe heerlijk: het koren doet de jonge mannen gedijen, de most de jonge vrouwen.
Hoe groot zijn Gods gaven van goedheid, en welke schoonheid schenkt God Zijn volk?
Er zal een grote voorspoed komen uit Gods zegeningen, koren en jonge wijn (most) worden als zulke zegeningen genoemd. Koren en wijn in overvloed duiden op vrede en overvloed:
(Deuteronomium 33:28) 28 Israël zal veilig wonen en alleen; het oog van Jakob zal gericht zijn op een land van koren en nieuwe wijn; ja, zijn hemel zal dauw laten neerdruppelen.
Christenen zijn slechts tijdelijke inwoners en vreemdelingen in deze wereld (Ef. 2:19).
In het volgende artikel vervolgen we met de toorn van God tegen valse herders.