5. Zacharia; Wanneer Gods volk verzwakt.pdf
(Zacharia 1:2-3) 2 De HEERE is zeer toornig geweest op uw vaderen. 3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Staten Vertaling)
————————————————————————————————————–
In het vorige artikel hebben we gesproken over de rampspoed die over Damascus, Tyrus en de Filistijnse steden kwam. Maar ook over de uitbundige vreugdevolle intocht van Jezus in Jeruzalem bij Zijn eerste komst (Zach. 9:9), en de volledige vervulling van deze profetie bij Zijn tweede komst.
Na de opname in de hemel zal de grote menigte kinderen van God – met palmtakken in hun hand – hun Koning hartstochtelijk begroeten (Op. 7:9-10, 13-17).
Deze grote schare getrouwen zullen de bruiloftsgasten zijn bij de bruiloft van het Lam in de hemel (Op. 19:7-9). De symbolische vrouw van het Lam, de uitverkoren heiligen, zullen in de hemel als priesters en koningen samen met Christus voor 1000 jaar regeren (Op. 20:4).
Na die 1000 jaar zal het Nieuwe hemelse Jeruzalem neerdalen naar de dan totaal vernieuwde aarde (Op. 21:2).
In het vorige artikel eindigden we met een grote voorspoed die zal komen (Zach. 9:17), koren en jonge wijn (most) in overvloed die duiden op vrede en overvloed:
(Joël 3:17-18) 17 Dan zult u weten dat Ik, de HEERE, uw God ben, Die op Sion, Mijn heilige berg, woont. Jeruzalem zal een heiligdom zijn en vreemden zullen er niet meer doorheen trekken. 18 Op die dag zal het gebeuren dat de bergen van jonge wijn zullen druipen, de heuvels van melk zullen stromen, en alle waterstromen van Juda zullen overlopen van water. Een bron zal uit het huis van de HEERE ontspringen, die het dal van Sittim zal bevochtigen.
Thema: Het Joodse volk zal verzameld worden, waarna de uitverkiezing zal volgen
Vraag aan uw God YHWH regen, niet aan de afgoden
Zacharia heeft in hfdstk 9 een inkijk gegeven in de toekomst van het Joodse volk als uitverkoren heiligen, als schitterende edelstenen. Dan vervolgt Zacharia in hfdstk 10 wat er moet gebeuren voor het teruggekeerde Joodse volk om die uitverkiezing te bereiken, zoals een sterke band met hun hemelse Vader en grondig onderwezen worden door nederige leraren:
- (Zach. 10:1-2) 1 Vraag de HEERE om regen ten tijde van de late regen. De HEERE maakt de onweerswolken, en Hij zal hun regen geven voor ieder gewas op het veld, 2 want de afgodsbeelden spreken bedrog, en de waarzeggers schouwen leugen; ook spreken zij van valse dromen, zij troosten met vluchtige woorden. Daarom zijn zij weggetrokken als schapen; zij worden verdrukt, want er is geen herder.
In Israël is er de vroege en de late regen. De vroege regen valt in de herfst (in oktober en november), rond de zaaitijd; de late regen valt in de lente (in maart en april) net voor de oogst. Met de vroege regen kan het zaad ontkiemen en met de late regen kan het koren vol worden. De ‘late regen’ valt in de eerste maand volgens Joël 2:23 en dat is in Nisan (ongeveer in april):
(Joël 2:23) 23 En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand.
Gods volk moest weer afgestemd staan op hun Vader en Hem in gebed vragen om regen als dat nodig was voor de gewassen, het gras en de vruchtbomen.
Dus wanneer de behoefte aan regen groot was.
Ze konden weten dat hun hemelse Vader invloed heeft op de onweersbuien (Zach. 10:1):
(Jeremia 10:13) 13 Als Hij Zijn stem laat klinken, dan is er gedruis van wateren aan de hemel. Hij doet dampen opstijgen van het einde van de aarde. Hij heeft bliksemflitsen bij de regen gemaakt. De wind brengt Hij uit Zijn schatkamers tevoorschijn.
Maar de teruggekeerde Joden waren geestelijk verzwakt en daarom waarschuwde Zacharia voor het aanroepen van afgoden, zoals hun voorvaders ooit hadden gedaan (Zach. 10:2). Voorheen aanbaden deze de Terafim, afgodsbeeldjes (Gen. 31:34) of huis-afgoden (1 Sam. 19:13). Deze werden aanbeden wanneer ze bescherming of hulp zochten. Laban, Jacob’s schoonvader, noemde ze ‘mijn goden’ (Gen. 31:19, 30) nadat Rachel de beeldjes gestolen had. Maar deze huisgoden zijn bedrog en zijn nutteloos:
(Openbaring 9:20) 20 En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen.
Ook vertrouwden hun voorvaders op waarzeggers, maar die vertelden hen leugens en hun dromen waren bedrog. De vertroosting door waarzeggers had geen enkele waarde (Zach. 10:2). In Gods woord wordt waarzeggerij door de profeten sterk veroordeeld:
(Ezechiël 13:2,6) 2 Mensenkind, profeteer tegen de profeten van Israël die profeteren, en zeg tegen hen die naar eigen inzicht profeteren: Hoor het woord van de HEERE!….6 Zij schouwen valse visioenen en leugenachtige waarzeggerij, zij die zeggen: De HEERE spreekt. Hoewel de HEERE hen niet gezonden heeft, verwachten zij dat het woord zal uitkomen!
Alleen de woorden van geïnspireerde profeten, de woorden van God, bevatten waarheid.
God beschouwde het Joodse volk als een kudde die verdrukt werd, want ze hadden geen nederige herder of geestelijke leider (Zach. 10:2). Net zoals de Joden in Jezus dagen geen herder had:
(Mattheüs 9:36) 36 Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben.
Als ze wel een nederige herder hadden gehad die hen had onderwezen, dan wist het teruggekeerde volk dat ze in gebed en in geloof hun vragen konden stellen aan hun Vader en ook zouden ontvangen:
(Mattheüs 21:22) 22 En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.
(Johannes 10:11-15) 11 Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. 12 Maar de huurling en wie geen herder is, die de schapen niet tot eigendom heeft, ziet de wolf komen en laat de schapen in de steek en vlucht; en de wolf grijpt ze en drijft de schapen uiteen. 13 En de huurling vlucht, omdat hij een huurling is en zich niet om de schapen bekommert. 14 Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend, 15 zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; en Ik geef Mijn leven voor de schapen.
Tegen de slechte geestelijk leiders zal Gods toorn ontbranden
- (Zach. 10:3) 3 Tegen de herders is Mijn toorn ontbrand, en de bokken straf Ik. Ja, de HEERE van de legermachten zal omzien naar Zijn kudde, het huis van Juda. Hij zal hen maken als Zijn prachtige paard in de strijd.
De geestelijke leiders die verzaakten of verraad pleegden naar God toe werden de bokken genoemd:
(Mattheüs 25:32-33,41) 32 En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. 33 En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand….41 Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.
In Mattheüs 23:1-31 legt Jezus uit wat voor intens slechte geestelijke leiders de Farizeeën en Schriftgeleerden waren met hun menselijke overleveringen die ze onderwezen:
(Mattheüs 23:1-2) 1 Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen: 2 De Schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes; 3 daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.
Jezus sluit in vers 33 het betoog af met voor die geestelijke leiders duidelijke woorden:
(Mattheüs 23:33) 33 Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen?
Het is niet zo dat de herders van Israël niet wisten van hun slechte gedrag, want Ezechiël had hen al eens eerder onverbloemd gewaarschuwd:
(Ezechiël 34:1-4,10) 1 Het woord van de HEERE kwam tot mij: 2 Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer, en zeg tegen hen, tegen die herders: Zo zegt de Heere HEERE: Wee de herders van Israël die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? 3 U eet het beste op en u kleedt u met de wol; u slacht het vetgemeste, maar de schapen weidt u niet. 4 Het zwakke versterkt u niet, het zieke geneest u niet, het gebrokene verbindt u niet, het afgedwaalde brengt u niet terug en het verlorene zoekt u niet, maar u heerst met geweld en met harde hand over hen….10 Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zál die herders! Ik eis Mijn schapen op uit hun hand, en doe hen ophouden met het weiden van de schapen. Die herders zullen zichzelf niet meer weiden en Ik zal Mijn schapen uit hun mond redden, zodat ze hun niet meer tot voedsel zijn.
God zal Zijn volk, het teruggekeerde volk, machtig en strijdbaar maken voor het Goddelijke plan van een Vredesrijk, zoals een paard macht en ondersteuning geeft in de strijd (Zach. 10:3):
2 Korinthe 10:3-5) 3 Want al wandelen wij in het vlees, wij voeren geen strijd naar het vlees. 4 De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. 5 Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus,….
De hoeksteen, de beloofde Messias, wordt aangekondigd
- NBG51 (Zach. 10:4) 4 Uit hen komt de hoeksteen, uit hen de tentpin, uit hen de strijdboog, uit hen komen alle machthebbers tezamen voort,
Uit het huis van Juda (zie Zach. 10:3) moest de hoeksteen komen:
(Jesaja 28:16) 16 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die vast gegrondvest is. Wie gelooft, zal zich niet weghaasten.
(Psalm 118:22) 22 De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.
(Efeze 2:19-20) 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere;
De profeet Nathan sprak woorden over ‘een zoon in de lijn van David’ die eeuwig Koning zal zijn:
(1 Kronieken 17:11-15) 11 En het zal gebeuren, wanneer uw (Davids) dagen voorbij zijn en u heen gaat naar uw vaderen, dat Ik uw nakomeling na u, die een van uw zonen zal zijn, zal doen opstaan, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 12 Die zal voor Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn troon voor eeuwig bevestigen. 13 Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, en Mijn goedertierenheid zal Ik niet van hem wegnemen, zoals Ik die weggenomen heb van hem die er vóór u was, 14 maar Ik zal hem in Mijn huis en in Mijn koningschap voor eeuwig stand doen houden, en zijn troon zal voor eeuwig zeker zijn. 15 Overeenkomstig al deze woorden en heel dit visioen, zo sprak Nathan tot David.
(Mattheüs 1:1) 1 Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.
De tentpinnen van het Nieuwe Jeruzalem zullen nooit meer uitgetrokken worden:
(Jesaja 33:20-21) 20 Aanschouw Sion, de stad van onze samenkomsten. Uw ogen zullen Jeruzalem zien, een veilige woonplaats, een tent die niet afgebroken zal worden, waarvan de pinnen voor altijd niet uitgetrokken zullen worden en waarvan geen enkel touw gebroken zal worden. 21 Want de HEERE zal daar in Zijn macht bij ons zijn. Het zal een plaats van rivieren, van brede stromen zijn. Geen roeiboot zal erop varen, geen statig schip zal er passeren.
Dit gedeelte in Zacharia 10:4 gaat dus duidelijk over de eindtijd; over de hoeksteen, de tentpin die nooit meer uitgetrokken zal worden en de strijdboog in de laatste dagen. Dat hemelse Nieuwe Jeruzalem zal geen fysieke soldaten meer nodig hebben. De Messias zal haar strijdboog vormen. Want Christus voert een geestelijke oorlog in gerechtigheid en de legers van de hemel volgen hem. Onze Koning vecht de strijd voor Zijn discipelen en zal zonder twijfel overwinnen:
(Openbaring 6:2) 2 En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.
(Openbaring 19:11) 11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid….14 En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos.
Uit het Joodse volk zullen in eerste instantie de uitverkoren heiligen voortkomen die als machthebbers of leiders (Zach. 10:4) zullen regeren samen met de Messias:
(Openbaring 20:6) 6 Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang.
(Jesaja 60:17) 17….En als uw opzichter stel Ik vrede aan en als uw opzieners gerechtigheid.
- (Zach. 10:5) 5 Zij zullen als helden zijn die in de strijd de vijanden in het slijk van de straat vertrappen. Ja, zij zullen strijden, want de HEERE zal met hen zijn. Zij zullen de ruiters beschaamd maken.
De leiders van het Nieuwe Jeruzalem zullen samen met de Christus de strijd uiteindelijk winnen. Deze strijd zal worden gevoerd door drie groepen die kinderen van God zijn. In Op. 11:18 staat: ‘om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die Uw naam vrezen, de kleinen en de groten’. In Openbaring 17:14 worden deze drie groepen anders genoemd; de geroepenen, de uitverkorenen en de getrouwen:
Willibr. (Openbaring 17:14) 14 Zij zullen oorlog voeren tegen het lam, maar het lam zal hen overwinnen; want het lam is de Heer der heren en de koning der koningen, en zij die bij Hem zijn, zijn de geroepenen, de uitverkorenen en de getrouwen.
geroepenen=de grote menigte ; uitverkorenen=144.000 heiligen ; getrouwen=de profeten
De 24 profeten zullen met gouden kronen rondom de troon van God zitten (Op. 4:4).
Maar voor die strijd tegen het Lam komt, zullen eerst alle mensen gedwongen worden een gezamenlijk betaalmiddel te accepteren door de Antichrist (Openbaring 13:15-17).
Deze grote massale aanval op Jezus discipelen (het lichaam van Christus – 1 Korinthe 12:12,27) is, wat Jezus betreft, namelijk een aanval op Jezus zelf:
(Openbaring 19:19) 19 En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers bijeen verzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn leger.
Jezus zal de erfgenamen met zekerheid beschermen, daaraan hoeven wij nooit te twijfelen.
Want de erfgenamen wandelen in het licht:
(Micha 7:9-10) 9 Ik zal de toorn van de HEERE dragen – want ik heb tegen Hem gezondigd – totdat Hij mijn rechtszaak voert en mij recht verschaft. Hij zal mij uitleiden naar het licht, ik zal Zijn gerechtigheid zien. 10 Mijn vijandin zal dat zien. Schaamte zal haar bedekken die tegen mij zei: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen op haar neerzien. Nu zal zij worden vertrapt als slijk op straat.
- (Zach. 10:6) 6 Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik verlossen. Ik zal hen terugbrengen, want Ik heb Mij over hen ontfermd. Zij zullen zijn alsof Ik hen niet verstoten had. Ik ben immers de HEERE, hun God: Ik zal hen verhoren!
De 144.000 heiligen uit de 12 stammen van de Israëlieten zijn gekocht als eerstelingen uit zowel de Joden als niet-Joden, de geestelijke Israëlieten. De 144.000 heiligen, de maagden, hebben zich niet besmet met afgoderij (Op. 14:4). De 12 stammen die worden genoemd in Openbaring 7:4-8 zijn: De stammen Juda, Ruben, Gad, Aser, Naftali, Manasse, Simeon, Levi, Issaschar, Zebulon, Jozef en Benjamin. Door hun afgoderij komt zowel de stam Efraïm niet meer in de stammen-lijst voor en is vervangen door Jozef, alsook de stam Dan die is vervangen door de priesterlijke stam Levi: (Zie hiervoor ook de ingevoegde appendix in: 16. Hosea; Wanneer een volk God ontrouw wordt)
(Romeinen 11:26) 26 En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
Verderop in Zacharia hfdstk 10 zal blijken dat zelfs voor de stammen Efraïm en Dan, die naar Assyrië waren verbannen, nog hulp zal komen:
- (Zach. 10:7) 7 Zij zullen zijn als een held van Efraïm, hun hart zal zich verblijden als door de wijn; en hun kinderen zullen het zien en zich verblijden, hun hart zal zich verheugen in de HEERE.
De ‘stam’ Efraïm is niet hetzelfde als ‘de naam’ Efraïm die gegeven werd aan het hele 10-stammenrijk Israël. De stammen Efraïm en Dan bevonden zich in het gebied Samaria. Op de onderstaande kaart is te zien dat de overige 8 stammen, buiten Efraïm en Dan, verreweg het grootste gedeelte van het 10-stammenrijk besloegen.
Samaria was een centraal gebied in het land Israël, in het noorden ervan lag Galilea en in het zuiden Judea. De naam van de belangrijkste stad van het centraal gebied Samaria was eveneens Samaria. Dit was tevens de hoofdstad van het hele tienstammenrijk.
Het noordelijke tienstammenrijk Israël (met zijn goddeloze koningen) werd bestuurd vanuit de stad Samaria. Het gebied Samaria werd volledig ingenomen door Assyrië (2 Kon. 17:6) en er werden vele bewoners gedeporteerd. Weer later werden er nieuwe bewoners (heidenen met hun afgoden) uit andere landen naar de steden van Samaria gezonden (2 Kon. 17:24). Gods belofte aan ‘het Joodse volk’ moest worden vervuld en daarom moesten de uitverkorenen als eerste in de Joodse provincies gezocht worden. Daarna pas onder de heidenen:
(Exodus 19:5-6) 5 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. 6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u (Mozes) tot de Israëlieten moet spreken.
Dat was dan ook de reden dat Jezus bij voorkeur in Samaria niet predikte:
(Mattheüs 10:5-6) 5 Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, 6 maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.
Jezus gaf echter opdracht om na de heiliging (met Pinksteren) ook in Samaria getuigenis over Hem te geven. Filippus predikte als eerst over Jezus in de stad Samaria, die voorheen gemeden werd:
(Handelingen 1:8) 8 ….u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.
(Handelingen 8:5, 12) 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus…. 12 Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk van God en van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.
De Samaritanen die geloof toonden en gedoopt werden verheugden zich zeer in de Heer.
Het verstrooide Joodse volk zal uit alle delen van de wereld worden teruggebracht
- (Zach. 10:8) 8 Ik zal hen naar Mij toe fluiten en hen bijeenbrengen, omdat Ik hen verlost heb, zodat zij talrijk worden, zo talrijk als zij waren.
Als eerste moest het verstrooide Joodse volk door God worden teruggebracht naar hun land. God zou hen verlossen uit de handen van hun vijanden en van degenen die hen gevangen hielden. En het Joodse volk zouden zeer toenemen zoals in de bloeiende regeerperiodes onder David en Salomo:
(Ezechiël 36:10-11) 10 Ik zal de mensen op u talrijk maken, heel het huis van Israël, in zijn geheel. De steden zullen bewoond en de puinhopen zullen herbouwd worden. 11 Ik zal mens en dier op u talrijk maken, zij zullen talrijk worden en vruchtbaar zijn. Ik zal u doen bewonen als in uw vroegere tijden, ja, Ik zal u meer goeddoen dan in uw begin. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.
(Jeremia 33:22) 22 Zoals het leger aan de hemel niet geteld en het zand van de zee niet gemeten kan worden, zo talrijk zal Ik het nageslacht van Mijn dienaar David maken, en de Levieten, die Mij dienen.
(Micha 2:12) 12 Ik zal u, Jakob, zeker verzamelen, geheel en al. Ik zal het overblijfsel van Israël zeker bijeenbrengen. Ik zal het samenbrengen als schapen van Bozra, als een kudde midden in zijn weide. Het zal er gonzen van de mensen.
Het gedeelte in Zach. 10:8 gaat over de eerste keer verzamelen van de verstrooide Joden, die terugkwamen uit de gebieden die worden genoemd in onderstaande Schriftplaats (Jesaja 11:11). In deze Schriftplaats gaat het echter over de tweede keer verzamelen, door de stronk van Isaï, de Messias in de lijn van David. De tweede keer zal de mogelijke uitverkiezing van de verzamelde Joden ‘als heiligen’ zijn:
(Jesaja 11:1-2,11-13) 1 Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen. 2 Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten….11 En het zal op die dag gebeuren dat de Heere opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand het overblijfsel van Zijn volk zal verwerven, dat overgebleven zal zijn in Assyrië en in Egypte, in Pathros, Cusj, Elam, en in Sinear, Hamath en op de eilanden in de zee. 12 Hij zal een banier omhoogheffen onder de heidenvolken en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en hen die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde.
- Willibr. (Zach. 10:9-10) 9 Ik heb hen onder de volken verstrooid, maar in verre landen zullen zij aan Mij denken; zij zullen leven, met hun kinderen, en weer terugkeren. 10 Ik voer hen terug uit Egypte, Ik breng hen tezamen uit Assur (Assyrië), Ik leid hen naar Gilead en naar de Libanon, maar ze hebben daar niet genoeg ruimte.
Gilead en Libanon vertegenwoordigden het noordelijke gebied van Israël, een vruchtbaar gebied.
De Joden die terugkwamen werden beslist niet in (het heidense) Samaria ondergebracht.
Hieronder het verslag van de Joodse geschiedschrijver Josephus in de ‘Jewish Antiquities’:
Book 12:
11. Toen Alexander (de koning van Macedonië) twaalf jaar geregeerd had, en na hem Ptolemaeus Soter veertig jaar, nam (Ptolemaeus) Philadelphus het koninkrijk van Egypte over en hield het veertig jaar bijeen. Hij zorgde ervoor dat de wet uitgelegd zou worden, en hij liet degenen vrij die uit Jeruzalem naar Egypte waren gekomen en daar in slavernij waren, honderdtwintigduizend.
En over de Joden uit de stammen Dan en Efraim in Assyrië schrijft Josephus:
Book 13:
53. Ik maak ook al die Joden vrij die in mijn koninkrijk tot gevangenen en slaven zijn gemaakt.
58. Dit was wat Demetrius (Demetrius II Nicator, koning van het Seleucidische rijk) beloofde en aan de Joden verleende door deze brief.
(Jesaja 49:20) 20 Ook zullen de kinderen, van wie u beroofd was, in uw oren zeggen: Deze plaats is te nauw voor mij. Maak plaats voor mij, laat mij hier wonen!
(Jesaja 54:2-3) 2 Vergroot de plaats voor uw tent, laat men uw tentkleden wijd uitspannen, wees niet terughoudend, verleng uw touwen, sla uw pinnen vast. 3 Want u zult zich rechts en links uitbreiden, uw nageslacht zal de heidenvolken in bezit nemen en de verlaten steden bevolken.
- Willibr. (Zach. 10:11) 11 Ze trekken de zee door, die hen benauwt en komen de golven van de zee te boven; al de diepten van de Nijl vallen droog, de hoogmoed van Assur (Assyrië) wordt neergehaald en de scepter van Egypte wijkt.
Dit vers uit Zacharia heeft veel gemeenschappelijk met de indrukwekkende en wonderlijke redding van de Israëlieten door de golf van Aqaba heen (zie: 3. Aanbidding van het ‘beeld’):
(Exodus 13: 21) 21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.
De golf van Aqaba, die in verbinding staat met de Rode Zee, was een benauwende barrière.
De Israëlieten verkeerden in een uitzichtloze positie en dachten ze verloren waren:
(Exodus 14:10,14-16) 10 Toen de farao dichtbij gekomen was, sloegen de Israëlieten hun ogen op, en zie, de Egyptenaren trokken achter hen aan. Toen werden de Israëlieten zeer bevreesd en riepen tot de HEERE….14 De HEERE zal voor u strijden (zei Mozes), en ú moet stil zijn. 15 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Wat roept u tot Mij? Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij opbreken. 16 En u, hef uw staf op, strek uw hand uit over de zee en splijt hem doormidden, zodat de Israëlieten door het midden van de zee op het droge kunnen gaan.
Vervolgens kwam er een doorgang in de golf van Aqaba waar ze doorheen konden trekken:
(Exodus 14:26-27) 26 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit over de zee, zodat het water terugkeert over de Egyptenaren, over hun strijdwagens en over hun ruiters. 27 Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug naar zijn oorspronkelijke plaats, terwijl de Egyptenaren het water tegemoet vluchtten. Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee.
God zal de inham van de Nijl in Egypte doorwaadbaar maken alsook de Eufraat om zijn volk uit Assyrië te bevrijden:
(Jesaja 11:15-16) 15 Dan zal de HEERE de inham van de zee van Egypte met de ban slaan, en Hij zal Zijn hand opheffen tegen de rivier de Eufraat door Zijn sterke wind. Hij zal haar uiteenslaan in zeven stromen, en maken dat men er met zijn schoenen doorheen kan gaan. 16 Er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel van Zijn volk, die overgebleven zal zijn in Assyrië, zoals het met Israël gebeurde op de dag dat het wegtrok uit het land Egypte.
Het hoogmoedige Assyrië zou vallen (Zach. 10:11) en de Joden in Assyrische slavernij (zoals de stammen Efraïm en Dan) zouden worden bevrijd. Babylon zou Assyrië overwinnen:
(Ezechiël 31:3,10-12) 3 Zie, Assyrië was een ceder op de Libanon, met mooie takken, als een woud dat schaduw geeft en hoog van stam is; zijn kruin reikte tot in de wolken….10 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Omdat u zo hoog van stam geworden bent dat die zijn kruin tot in de wolken stak, en zijn hart zich vanwege zijn hoogte verhief, 11 daarom gaf Ik hem in de hand van een heerser van de heidenvolken, die met hem zou doen overeenkomstig zijn goddeloosheid.
De scepter, de machtige rol van Egypte, zou worden gebroken door Alexander de Grote.
- (Zach. 10:12) 12 Ik zal hen versterken in de HEERE, en in Zijn Naam zullen zij wandelen, spreekt de HEERE.
God YHWH zal hun helper zijn en hen alle nodige kracht en bescherming geven. En wat er ook als obstakel op hun weg komt, God zal met hen zijn:
(Jesaja 43:2) 2 Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen….
(Micha 4:5) 5 Want alle volken gaan op weg, elk in de naam van zijn god, maar wij zullen op weg gaan in de Naam van de HEERE, onze God, voor eeuwig en altijd.
Tot slot:
Ook nu, in onze dagen, ondervindt Gods Christelijke volk vele beproevingen.
Door het gedrag van onredelijke, als gehypnotiseerde, tegenstanders is de liefde in de wereld verkoeld (Matt. 24:12). Vooral Christenen worden door een aantal van zulke personen beledigd en gehaat. De echte zware strijd als zondebok zal binnenkort nog losbarsten, maar wij als Christenen zullen ons best blijven doen om onze vijanden te vergeven en om onze naasten lief te hebben:
(Mattheüs 5:44) 44 Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;
In het volgende artikel gaan we verder met de twee stokken lieflijkheid en samenbinding.