Democratie:
De oudst bekende democratie was die van Clisthenes in Athene in de Griekse oudheid, hoewel die nog niet sterk leek op wat wij ons tegenwoordig bij het woord democratie voorstellen. Zo mochten vrouwen, slaven, metoiken (vreemdelingen, “medebewoners”) en armen in Athene niet meebeslissen. Bron: Wikipedia
Organisatie van de Romeinse Republiek:
De Romeinse Republiek ontstond volgens de overlevering in 509 v.Chr., toen de laatste koning van Rome werd verdreven. Om er voor te zorgen dat er vanaf dat moment nooit meer één persoon lange tijd achter elkaar de macht had in Rome werd er gekozen voor de Senaat. De Senaat bestond uit Patriciërs (aristocratie), de oorspronkelijke families uit het stadsstaatje Rome.
Ten tijde van de Romeinse Republiek, afgeleid van het Latijnse “res publica” wat iets als zaak van het publiek (volk) betekent, stond de Senaat op het hoogtepunt van zijn macht en was dit het enige bestuurlijke en regerende orgaan. Naast de Senaat moest er ook een Volksvergadering komen, het Comitium. Wetten moesten worden gemaakt door de Senaat en goedgekeurd door het Comitium. Sindsdien wordt elke maatregel en wet voorzien van de afkorting SPQR: Senatus Populus Que Romanus: De Senaat en het Volk van Rome (hebben besloten….).
Er werd besloten om jaarlijks 2 consuls te kiezen. Deze consuls waren niet langer dan één jaar aan de macht. De consuls waren dus een soort ongekroonde koningen voor één jaar. Na verloop van tijd ontstonden moeilijkheden: De boeren en het gewone volk (het plebs oftewel de plebejers) hadden er genoeg van dat ze vaak moesten vechten voor Rome en daarbij hun boerenwerk moesten verwaarlozen.
Er werd besloten dat de belangen van het volk verdedigd werden bij de Senaat. Er kwamen een aantal Volkstribunen, Tribuni Plebis die in de Senaat moesten spreken voor het volk. Deze hadden veto-recht. Tijdens de ‘burgeroorlogen’ in de eerste eeuw voor Christus verloor de Senaat veel van zijn macht en status aan de elkaar bevechtende generaals en vooral toen ze, min of meer gedwongen, Julius Caesar tot ‘dictator voor het leven’ benoemde. (gedeeltelijk uit bron Wikipedia)
Indeling van het Romeinse rijk:
In het Romeinse Rijk bestond al een culturele tegenstelling tussen het westelijke, Latijnse deel en het door Grieken gedomineerde oostelijke deel. Dit was onder andere de oorzaak van de splitsing van het Romeinse Rijk in 395 in het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk, waarna deze gebieden cultureel verder uit elkaar zouden groeien. Bij de verspreiding van het christendom in Europa buiten het (voormalige) Romeinse Rijk werden gebieden die vanuit Rome werden gekerstend – namelijk West-Europa, grotendeels Midden-Europa, en Scandinavië – tot ‘het Westen’ gerekend en landen die vanuit Constantinopel werden bekeerd – zoals Rusland en Bulgarije – tot ‘het Oosten’ gerekend. Het West-Romeinse rijk hield in 476 op te bestaan. (bron Wikipedia)
Het navolgen van de Romeinse republiek:
In navolging van de (klassieke) Romeinse republiek, met een afvaardiging voor het volk, zou deze politieke bestuursvorm over de hele aarde navolging vinden. Dat in de 18de en 19de eeuw de oude Romeinse republiek als voorbeeld diende bij het inrichten van een republiek is tegenwoordig onder andere nog te vinden in de Verenigde Staten, waar de president niet direct gekozen wordt door het volk maar door de kiesmannen. Deze kiesmannen zijn een soort equivalent van de Romeinse volksvergadering, en uiteraard is er in de Verenigde Staten de Senaat. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 is deze democratische bestuursvorm ook in diverse landen in Midden- en Oost-Europa ingevoerd.(bron Wikipedia)
Lees verder in: 3. De 7e koning, het Amerikaanse rijk