20. Blijf dankbaar voor Gods grote geheim.pdf
(Efeze 3:9) 9….opdat zij mogen begrijpen wat de gemeenschap aan het geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God….
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Statenvertaling)
————————————————————————————————————–In het vorige artikel ging over het geheim van slechtheid of van de wetteloosheid. Decennia lang is het satanisme stapje voor stapje ingevoerd; zoals in de muziekwereld, in films met een lage moraal, LGBTQ en transgender onderwijs op de scholen en het normaliseren van abortus. Het is een aanval op het Christelijke gezin en op onze Christelijke jongeren. In dit artikel wordt het geheim van het best mogelijke nieuws beschreven voor de heidenen of niet-Joden.
Thema: De heidenen of niet-Joden zijn mede-erfgenamen geworden
De apostel Paulus was zich zeer bewust van zijn zonden uit zijn vorig leven.
Zoals zijn aandeel bij de steniging van Stefanus:
(Handelingen 7:58-59) 58 En zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem, en de getuigen legden hun kleren af aan de voeten van een jongeman, die Saulus heette. 59 En zij stenigden Stefanus, terwijl deze Jezus aanriep en zei: Heere Jezus, ontvang mijn geest.
Na de dood van Stefanus volgt een grote vervolging van de Christenen in Jeruzalem:
(Handelingen 8:1, 3-4) 1 En Saulus stemde van harte in met zijn dood. En er ontstond op die dag een grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen….. 3 En Saulus begon de gemeente te verwoesten: hij ging de huizen binnen, sleepte mannen en vrouwen mee en leverde hen over in de gevangenis. 4 Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het Woord.
Om die reden achtte Paulus zichzelf nauwelijks waardig om onder de heiligen gerekend te worden:
(1 Korinthe 15:9) 9 Ik immers ben de minste van de apostelen – ik die het niet waard ben een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.
Paulus, de apostel van de heidenen
Het was Gods grote openbaring die aan de apostel Paulus werd bekend gemaakt, dat God de heidenen tot redding zou roepen door het geloof in Christus:
(Hand. 22:21) 21 En Hij (Jezus) zei tegen mij: Ga, want Ik zal u ver weg zenden, naar de heidenen.
(Romeinen 11:13) 13 Want tegen u, de heidenen, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de heidenen ben, maak ik mijn bediening heerlijk,….
(Galaten 2:9) 9 En toen Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan.
(Galaten 1:15-16) 15 Maar toen het God, Die mij vanaf de buik van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde 16 Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem (Jezus) door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen….
(1 Timotheüs 2:7) 7 Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel ( ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), als een leraar van de heidenen in geloof en waarheid. (zie ook 2 Timotheüs 1:11)
De tweede zendingsreis van Paulus vanuit Antiochië in Syrië
Velen van de Korinthiërs (Griekenland) die Paulus hoorden, werden gelovigen en werden gedoopt (Hand. 18:8).
Vanaf Korinthe vertrok Paulus in gezelschap van Priscilla en Aquila naar Efeze, die daar vervolgens bleven (Hand. 18:18).
Van Efeze ging de reis door naar Ceasarea en vervolgens naar Jeruzalem om de apostelen en de gemeente te groeten en op de hoogte te brengen. Als laatste ging de reis weer terug naar Antiochië in Syrië, het vertrekpunt (Hand. 18:22).
Gedurende de derde zendingsreis (Hand. 18:23-21:17) reisde de apostel Paulus van Antiochië naar Cilicië, Galatië en Frygië en hij verbleef ongeveer 2 jaar en 3 maanden te Efeze (Hand. 19 : 8-10).
Efeze (Asia, nu Turkije), in de buurt van Kusadasi
Paulus wordt gevangen genomen in Jeruzalem
De oorzaak van Paulus gevangenschap en van al zijn moeilijkheden was dat hij volhield dat het evangelie aan de heidenen gepredikt moest worden, toen de Joden de Christus verwierpen en God hen uiteindelijk verwierp. Paulus beriep zich, wat de heidenen betreft, niet meer op de Mozaïsche wet. De heidenen waren niet aan de wet gebonden waarna er twee groepen gelovigen waren in de gemeenten, de besnedenen en de onbesnedenen. De overig Joden waren boos omdat ze dachten dat Paulus ‘heidenen’ in de tempel bracht, en wilden hem grijpen. Paulus werd door de Romeinen gevangen genomen en uiteindelijk als gevangene naar Rome gebracht:
(Handelingen 21:8,15-16,18-21,25,27-29) 8 En de volgende dag gingen Paulus en wij die bij hem waren, daarvandaan en kwamen in Caesarea. Wij gingen naar het huis van Filippus, de evangelist, die een van de zeven diakenen was, en bleven bij hem….15 En na die dagen maakten wij ons gereed en gingen naar Jeruzalem. 16 En met ons gingen ook enigen van de discipelen van Caesarea mee; die brachten een zekere Mnason van Cyprus mee, een oude discipel, bij wie wij te gast zouden zijn.….18 De volgende dag ging Paulus met ons naar Jakobus. En al de ouderlingen waren daar gekomen. 19 En nadat hij hen gegroet had, verhaalde hij tot in bijzonderheden wat God door zijn bediening onder de heidenen gedaan had. 20 En toen zij dat gehoord hadden, prezen zij de Heere en zeiden tegen hem: U ziet, broeder, hoeveel tienduizenden Joden er zijn die geloven; en zij zijn allemaal ijveraars voor de wet. 21 Men heeft hun over u verteld dat u alle Joden die onder de heidenen wonen, leert afvallig te worden van Mozes, doordat u zegt dat zij de kinderen niet moeten besnijden en ook niet moeten wandelen overeenkomstig de gebruiken van de wet….23 Doe daarom wat wij u zeggen. Wij hebben vier mannen die een gelofte gedaan hebben. 24 Neem die bij u, reinig u samen met hen en betaal voor hen de kosten van de offers, zodat zij zich het hoofd kunnen laten scheren en allen kunnen weten dat er niets waar is van wat hun over u verteld is, maar dat u zo wandelt dat u ook zelf de wet in acht neemt. 25 Maar wat de heidenen betreft die geloven, hebben wij geschreven en goedgevonden dat zij niets dergelijks in acht hoeven te nemen, behalve dat zij zich moeten wachten voor afgodenoffers, voor bloed, voor het verstikte en voor ontucht….27 Toen de zeven dagen ten einde liepen, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel en brachten heel de menigte in verwarring. Zij sloegen de handen aan hem 28 en schreeuwden: Mannen van Israël, kom helpen! Dit is de man die overal iedereen onderwijs geeft dat indruist tegen het volk, tegen de wet en tegen deze plaats. Bovendien heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontheiligd. 29 Want zij hadden eerder al de Efeziër Trofimus met hem in de stad gezien, van wie zij dachten dat Paulus hem de tempel binnengebracht had.
Vervolgens werd Paulus door de Romeinen als gevangene naar Ceasarea gebracht, naar de stadhouder Felix, om hem voor de Joden te beschermen (Hand. 23:23-24):
(Handelingen 28:17) 17 En het gebeurde na drie dagen, dat Paulus hen die de voornaamsten van de Joden waren, bijeenriep. En toen zij bijeengekomen waren, zei hij tegen hen: Mannenbroeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de gewoonten van de vaderen, ik ben uit Jeruzalem als gevangene overgeleverd in de handen van de Romeinen.
Na enkele jaren van gevangenschap ging de reis – via een schipbreuk op Malta (Hand. 28:1) – verder naar Rome (Hand. 28:30) omdat Paulus zich daar op de keizer wilde beroepen als Romeins staatsburger (Hand. 28:18-20). Paulus was duidelijk een gevangene ten behoeve van Jezus Christus. Terwijl Paulus 2 jaar gevangen zat in Rome, schreef hij verschillende brieven, zoals de brief aan de Christenen te Efeze.
De brief aan de Efeziërs
Christus brak – door Zijn vergoten bloed – de symbolische muur af, die de heidenen of niet-Joden afscheidde van de Joodse Christenen:
(Efeze 2:11-14,18-19) 11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen 12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. 13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken….18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,
De brief aan de Efeziërs, in het gedeelte (Efeze 3:1-12), bevat twee onderwerpen die nauw met elkaar verweven zijn. De eerste (voortbouwend op waar in Efeziërs 2 over wordt gesproken) is de absolute nieuwheid dat de heidenen mede-erfgenamen zijn. Een geheim dat vanaf het begin in God verborgen was, maar nu eindelijk onthuld. De tweede was een nadrukkelijke taak voor Paulus zelf, om als apostel dit mysterie uitgebreid te verkondigen.
- (Efeze 3:1-2) 1 Om deze reden ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus, voor u, die heidenen bent, 2 als u tenminste gehoord hebt van de uitdeling van de genade van God die aan mij gegeven is ten behoeve van u,
Paulus schrijft – als gevangene te Rome – verschillende brieven:
(Efeze 6:20) 20 waarvan ik een gezant ben in ketenen, opdat ik daarin vrijmoedig mag spreken, zoals ik moet spreken.
(Filippenzen 1:13) 13 zodat in het hele gerechtsgebouw en aan alle overigen bekend is geworden dat ik een gevangene ben om Christus’ wil,
(Filemon 1:9,13) 9 spoor ik u veel liever aan door de liefde, omdat ik, Paulus, een oud man ben en nu ook een gevangene van Jezus Christus….13I k had hem wel bij mij willen houden, opdat hij mij, die in de boeien zit ter wille van het Evangelie, namens u zou dienen.
In de brief aan de gemeente in Korinthe (Griekenland) schrijft Paulus over de ontberingen die hij als evangelie prediker moest ondergaan:
(2 Korinthe 11:24-27) 24 Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één zweepslagen ontvangen. 25 Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een heel etmaal heb ik in volle zee doorgebracht. 26 Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders, 27 in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid.
Maar nu, in de brief aan de gemeente in Efeze voor de heidenen die Christen waren geworden, legt Paulus uit waar de oorsprong van zijn gevangenschap vandaan komt, namelijk voortkomend uit de jaloezie van de Joden. De jaloezie bij hen opgewekt door de vrije toelating van de heidenen tot de Goddelijke beloften in de Joodse Tenach (Oude Testament):
(Kolossenzen 4:3-4) 3 Bid meteen ook voor ons dat God voor ons de deur van het Woord opent, om van het geheimenis van Christus te spreken, om welke oorzaak ik ook gebonden ben, 4 opdat ik dit geheimenis mag openbaren zoals ik erover moet spreken.
(Romeinen 1:5) 5 Door Hem hebben wij genade en het apostelschap ontvangen tot geloofs-gehoorzaamheid onder alle heidenen, ter wille van Zijn Naam,
Paulus schreef over de veelvoudige wijsheid van God, getoond in Christus, die de wijsheid van God demonstreerde. God, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn.
- (Efeze 3:3-5) 3 dat Hij mij door openbaring dit geheimenis bekendgemaakt heeft (zoals ik eerder in het kort geschreven heb; 4 waaraan u, als u dit leest, mijn inzicht kunt bemerken in het geheimenis van Christus), 5 dat in andere tijden niet bekendgemaakt is aan de mensenkinderen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en profeten door de Geest,
Paulus had eerder in zijn brief aan de Efeziërs (Ef. 1:7-12) verteld over het geheim van Christus:
NBG51 (Efeze 1:7-12) 7 En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, 8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.
Over ‘het geheim van Christus’ schreef Paulus ongeveer hetzelfde in de brief aan de Kolossenzen:
(Kolossenzen 1:26-27) 26 namelijk het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen. 27 Aan hen heeft God willen bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen: Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid.
Het betekende de nieuwe leerstelling, dat door de Messias de heidenen dezelfde voorrechten zouden krijgen als de Joden en dat door het reddingsplan iedereen even vrij moest worden gemaakt. Deze grote waarheid was tot dusver verborgen, of slechts gedeeltelijk begrepen, en Paulus legt uit dat hij was aangesteld om het aan de wereld bekend te maken.
‘Als u dit leest‘ (Ef. 3:4), houdt in dat, hoe diep de mysteries van deze brief ook zijn dat iedereen ze kan begrijpen door de brief te lezen . Door Paulus begrip van de geheimen waar te nemen, zullen de Christenen uit de heidenen ook in staat worden gesteld het geheim volledig te begrijpen:
(2 Timotheüs 3:16-17)16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.
Het ‘mysterie’ waar uiteindelijk alles om draait is Christus Zelf, eens verborgen, maar nu geopenbaard:
(1 Petrus 1:19-20) 19 maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam. 20 Hij is wel van tevoren gekend, vóór de grondlegging van de wereld, maar in de laatste tijden geopenbaard omwille van u.
- (Efeze 3:6) 6 namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie,
Jezus gaf al eens een hint wat er nog zou moeten gebeuren met de niet-Joden:
(Johannes 10:16) 16 Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder.
Gedurende de de 70e jaarweek predikte Jezus in de eerste halve jaarweek uitsluitend tot de verloren schapen van Israël gedurende ongeveer 3,5 jaar.
Zie voor de profetie van de 70 jaarweken: 4. Gods plagen voor de onberouwvollen.
Jezus zou voor velen het verbond 1 week versterken (Dan. 9:27). Het betekende het einde van het Oude Verbond. Na de eerste halve jaarweek werden ook de heidenen gedoopt zoals de Ethiopische eunuch (Hand. 8:26-39) en werd er gepredikt tot de Samaritanen en tot de heidenen. Ook werden er heidenen geheiligd zoals de Italiaanse hoofdman Cornelius met zijn gezin. Het geheim is dat de heidenen mede deelgenoten worden aan het lichaam van Christus:
(1 Korinthe 12:12,27) 12 Want zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus….27 Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden.
(Efeze 3:6) 6 namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mede deelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie,
(Efeze 4:12) 12 om de heiligen toe te rusten, tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,
Een andere hint naar dit geheim vinden we in Matt. 22:1-14, waar de Koning voor de bruiloft van zijn Zoon de genodigden laat weten dat ze welkom zijn. Tot twee maal toe laten de genodigden (het volk Israël) het afweten en vinden hun akkers en andere zaken belangrijker dan de uitnodiging van de Koning. Na de weigering van de genodigden, laat de Koning de uitnodiging verspreiden onder alle mensen op de kruispunten van de wegen en de dienaren verzamelden allen die zij vonden, zowel goede als slechte mensen. Daarmee worden bedoeld de niet-Joden of heidenen.
Geldt ‘het erfgenaam worden’ alleen voor de heidenen die tot ‘de heiligen’ behoren en niet voor de grote schare? In de dagen van de apostelen werden de heidenen geheiligd. In onze dagen is er feitelijk geen verschil tussen Christenen, tussen de ‘genomineerde’ heiligen en niet-heiligen.
Want als het 6e zegel wordt geopend is de aarde onderhevig aan een grote rampspoed:
(Openbaring 6:15-17) 15 En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen. 16 En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam. 17 Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?
Na deze grote rampspoed volgt de verzegeling van de nog levende heiligen in de laatste dagen, dus niet eerder dan vlak voor de opname in de hemel:
(Openbaring 7:2-4) 2 En ik zag een andere engel opkomen van waar de zon opgaat, met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tegen de vier engelen aan wie het gegeven was de aarde en de zee schade toe te brengen, 3 en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. 4 En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten.
Dus niet alleen de genomineerde heiligen zullen gezegend zijn, ook een zeer grote menigte Christenen zullen kinderen van de levende God zijn, als nageslacht van Abraham. Want Abrahams beloofde nageslacht zou zo talrijk worden als het zand van de zee (Hebr. 11:12):
(Galaten 3:7-8) 7 Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. 8 En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.
De grote schare getrouwen zijn waakzaam geweest en zijn geroepen om in de hemel deel te nemen aan het avondmaal van het Lam met zijn bruid (de 144.000 heiligen):
(Openbaring 19:6-9) 6 En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden. 7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. 8 En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. 9 En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.
De grote schare Christenen behoort tot Gods volk en moet in hun gedrag daarom een heilig volk zijn:
(Romeinen 11:16) 16 En als de eerstelingen heilig zijn, dan het deeg ook, en als de wortel heilig is, dan de takken ook.
(1 Petrus 1:15-16) 15 Maar zoals Hij Die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel, 16 want er staat geschreven: Wees heilig, want Ik ben heilig.
Allen, zowel de heiligen als de grote schare, die tot Christus behoren, zullen erfgenamen zijn:
(Galaten 3:29) 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.
(Romeinen 8:17) 17 En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
Ook Petrus moest erkennen dat de Christenen uit de heidenen erfgenamen zullen zijn:
(Handelingen 10:28) 28 En hij (Petrus) zei tegen hen: U weet dat het een Joodse man niet toegestaan is om met iemand van een ander volk om te gaan of bij hem binnen te gaan; maar God heeft mij laten zien dat ik geen mens onheilig of onrein mag noemen.
Echter Christus Zelf, Zijn Persoon en Zijn hele werk en in het bijzonder Zijn vergoten bloed, is de sleutel van het Goddelijk mysterie. Van het oorspronkelijke volk van God, de Joden, verhardde een deel zich en verwierp de Messias:
(Romeinen 11:25) 25 Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan.
Als laatste volgt voor de Christenen uit de heidenen het daadwerkelijk genieten van een aandeel in de belofte – dat wil zeggen alle geestelijke zegeningen van het nieuwe verbond.
De gelijkheid van alle Christenen met het oog op het aanbod van redding en voorrecht. En allen worden mede-erfgenamen, mede-leden en mede-deelgenoten ‘in Jezus Christus’.
- (Efeze 3:7) 7 waarvan ik een dienaar geworden ben, krachtens de gave van de genade van God, die mij gegeven is, overeenkomstig de werking van Zijn kracht.
Paulus gaf aan dat hij speciaal geroepen was om de boodschap van redding naar de heidense wereld te brengen. Hij was door de ‘kracht van God’ een dienaar geworden. Daar was zijn bekering tot het Christendom op terug te voeren. Paulus was een vervolger van de Christelijke gemeente geweest, daarom was het ambt van het dienen van Christus volgens hem een hoogst onverdiend gave uit de vrije barmhartigheid van God. De kracht van God is altijd in de gave van genade in de harten van de mensen, waardoor iedere berouwvol mens een gelovige in Christus kan worden.
- (Efeze 3:8) 8 Mij, de allerminste van alle heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen,
Omdat Paulus zichzelf nauwelijks waardig vond om onder de heiligen gerekend te worden, is het een uitdrukking van het diepe besef dat hij had van de zondigheid van zijn vorig leven (1 Kor. 15:9) :
(1 Timotheüs 1:15) 15 Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, van wie ik de voornaamste ben.
- (Efeze 3:9) 9 en allen te verlichten, opdat zij mogen begrijpen wat de gemeenschap aan het geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus,
Opdat de hele menselijke familie in de heerlijkheid van God, in het reddingsplan zou delen. Tot nu toe was de onthulling van Gods plan beperkt gebleven tot de Joden. Nu was het Zijn bedoeling dat het hele menselijke familie ermee bekend zou worden:
(Romeinen 16:25) 25 Hem nu Die in staat is u vast te doen staan, overeenkomstig mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, overeenkomstig de openbaring van het geheimenis dat door de tijden der eeuwen heen verzwegen was,
(Kolossenzen 1:26) 26 namelijk het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen.
En ook het geheim dat Jezus hierin centraal staat. Jezus is de rechterhand van God en uitvoerder wat Gods schepping betreft:
(Kolossenzen 1:16) 16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.
(Johannes 1:3) 3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
Dit gedeelte kan, langs de originele schepping, tevens verwijzen naar de nieuwe schepping op de nieuwe aarde. Dat God deze nieuwe schepping opnieuw geheel door Jezus laat uitvoeren (Op. 21:1).
- (Efeze 3:10-12) 10 opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden, 11 volgens het eeuwige voornemen dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Heere. 12 In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem.
Gods Heilige Geest is een Geest van wijsheid en inzicht:
(Hebreeën 1:1-3) 1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, 2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.
(Efeze 1:20-21) 20 die Hij (YHWH) gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, 21 ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.
De diepere dingen van het evangelie, zoals de liefde voor elkaar en welke zegeningen ons nog allemaal te wachten staan, worden door Gods Geest aan ons uitgelegd:
(1 Petrus 1:12) 12 Aan hen werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar ons dienden in de dingen die u nu verkondigd zijn door hen die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die vanuit de hemel gezonden is; dingen, waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen.
(Efeze 1:3-4) 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, 4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
Een Christen zijn betekent niet alleen vrijmoedigheid van spreken, maar ook de vrijheid van geest, de vrijheid van gebed en de opgewekte stemming van hen die met God verzoend zijn:
(Hebreeën 4:16) 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.
Het was voor Paulus een eer om te lijden voor dit doel, hopende dat de volharding en standvastigheid in het evangelie voor de Efeziërs ook een eer zou zijn. Paulus smeekt hen om niet moedeloos te worden, terwijl hij uit naastenliefde voor hen lijdt. Des te beter dit door hen zou worden begrepen, des te minder zouden zij toegeven aan zwakheid en ontmoediging.
- (Efeze 3:13) 13 Daarom vraag ik u dat u de moed niet verliest vanwege mijn verdrukkingen omwille van u, want dat is uw heerlijkheid.
Paulus gaat in Efeze hfdstk 3 op dat lijden uitgebreid in, om hen te laten zien waarom het gebeurde. Dat het door zijn aanstelling door God was om een groot en glorieus mysterie te onthullen. En daarom smeekte hij hen ook om zich niet al te veel zorgen te maken over zijn lijden:
(1 Thessalonicenzen 3:3) 3 opdat niemand in verwarring gebracht zou worden in deze verdrukkingen. Want u weet zelf dat wij hiertoe bestemd zijn.
(1 Korinthe 4:9) 9 Want ik denk dat God ons, de laatste apostelen, heeft tentoongesteld als mensen die ter dood veroordeeld zijn. Wij zijn immers een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen.
(Kolossenzen 1:24) 24 Nu verblijd ik mij in mijn lijden voor u en vervul in mijn vlees wat overblijft van de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van Zijn lichaam, dat is de gemeente.
(Filippenzen 2:17) 17 Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen.
Tot slot:
In het Oude Testament leerde God YHWH zijn volk Israël om zich op geen enkele manier met de omliggende volkeren, de heidenen, te vermengen. De keren dat ze dat wel deden, werden ze door God zwaar gestraft. Israël was het heilig volk van God dat geroepen was om, afgezonderd van de overige volkeren, God te dienen. Heidenen mochten zich later wel tot het Jodendom bekeren, maar bleven hun leven lang proselieten (bekeerling tot het Jodendom).
Zowel in Efeziërs 3:1-13 als in Kolossenzen 1:24-29 schrijft Paulus over het Geheim van de Christus met betrekking tot de heidenen. Paulus doet zijn best dit geheim te onthullen en vat dit mysterie kort samen met de woorden: ‘dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie: ‘Christus onder u is de hoop op de heerlijkheid’ (Ef. 3:6 en Kol. 1:27). Laten we als Christenen intens dankbaar blijven voor deze onverdiende gave van God.