Mozes, een opmerkelijk man Gods versie 1.3
Inleiding:
Mozes was – voordat Jezus op aarde kwam – de meest inspirerende leider van Israël en een van de grootste profeten uit het Joodse volk (Lukas 7:28). Hij ontving via inspiratie het wetsverbond, de wet van Mozes, en was schrijver van de eerste 5 boeken (de Thora). Mozes wordt in de Schrift ‘de man Gods’ genoemd. Dit betekent dat Mozes een bijzondere en goede relatie met God had:
(Deuteronomium 33:1) 1 Dit nu is de zegen waarmee Mozes, de man Gods, de Israëlieten gezegend heeft, vóór zijn dood.
(1 Kronieken 23:14) 14 Wat betreft Mozes, de man Gods: zijn zonen werden genoemd onder de stam Levi. (zie ook Jozua 14:6 voor Mozes als de man Gods)
In deze artikelserie zullen we belichten wat Mozes voor een persoon was en wie hij werkelijk zou gaan worden. In het bijzonder voor wat hij in de zeer nabije toekomst voor ons zal betekenen. Hoe Mozes in deze laatste dagen opnieuw is verbonden met Gods volk, de Christelijke gemeenschap, door het samen dienen van onze Schepper YHWH (Op. 11:3-12).
Inhoudsopgave deel 2
- Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen
- De tocht naar de Schelfzee
- De wolkkolom en de vuurkolom
- De achtervolging en vervolgens de vernietiging van het Egyptische leger
- Het loflied van Mozes, samen gezongen met de Israëlieten
- De waterbronnen in Mara en in Elim
- God zond de Israëlieten een menigte kwartels en het manna
- Een vernederende situatie voor Mozes
- Water uit de rots in het Horeb gebergte, in de plaats ‘Massa en Meriba’
- God werd toornig over het gedrag van Mozes en Aäron
- Mozes klom op de berg Sinaï
- Mozes ontving de Tien Geboden
- Jethro bezoekt Mozes bij de berg Sinaï
- Het gebergte Horeb met daarin de berg Sinaï
- Mozes ontving de Tien Geboden
- Het wetsverbond, met Mozes als tussenpersoon
- Mozes opnieuw op de berg, nu met een verblijf van 40 dagen en nachten
- Het overhandigen van de stenen tafelen
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Statenvertaling)
——————————————————————————————————–
Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen
De Israëlieten mochten na de dood van de Egyptische eerstgeborenen eindelijk vertrekken:
(Exodus 5:1) 1 Daarna kwamen Mozes en Aäron en zeiden tegen de farao: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat Mijn volk gaan om voor Mij een feest te vieren in de woestijn.
Uiteindelijk mochten de Israëlieten dus vertrekken uit Egypte, eerst op weg naar de woestijn, dan naar Gods berg en uiteindelijk naar het beloofde land:
(Exodus 6:6-7) 6 Ik zal u tot Mijn volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn. Dan zult u weten dat Ik de HEERE, uw God, ben, Die u uitleidt van onder de dwangarbeid van de Egyptenaren. 7 Ik zal u brengen in het land waarvoor Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak en Jakob geven zou. Ik zal het u in erfelijk bezit geven, Ik, de HEERE.
(Exodus 7:16) 16 U moet dan tegen hem zeggen: De HEERE, de God van de Hebreeën, heeft mij tot u gezonden om te zeggen: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen in de woestijn. Zie, u hebt echter tot nu toe niet willen luisteren.
Het was een groep van meer dan 1 miljoen mensen, bestaande uit Israëlieten en een grote groep van allerlei herkomst en zeer veel vee:
(Exodus 12: 37-38) 37 Zo trokken de Israëlieten van Rameses naar Sukkoth, ongeveer zeshonderdduizend man te voet, mannen alleen, vrouwen en kleine kinderen niet meegerekend. 38 Ook trok een grote groep van mensen van allerlei herkomst met hen mee, en kleinvee en runderen, zeer veel vee.
De tocht naar de Schelfzee
De Schelfzee was een noordelijke deel van de Rode zee, nu de golf van Aqaba genoemd:
(Exodus 13:17-18) 17 Toen de farao het volk had laten gaan, is het gebeurd dat God hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen, hoewel dat korter was. Want God zei: Anders zal het het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren. 18 Daarom leidde God het volk om, langs de weg door de woestijn naar de Schelfzee. In slagorde trokken de Israëlieten uit het land Egypte.
De Filistijnen waren een wreed en oorlogszuchtig volk, en daarom leidde God de Israëlieten niet via het gebied van de Filistijnen naar het beloofde land. Het gebied van de Filistijnen omvatte het kustgebied in het zuiden van Kanaän, van de grens van Egypte tot aan het bergland van Juda, in een brede strook.
De wolkkolom en de vuurkolom
(Exodus 13:21-22) 21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken. 22 Hij nam de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht niet weg voor de aanblik van het volk.
(Deuteronomium 1:33) 33 Die voor u uit ging op de weg, om voor u een plaats te zoeken om uw tenten op te zetten; ’s nachts met het vuur, om u de weg te tonen die u moest gaan, en overdag met de wolk.
(Nehemia 9:12,19) 12 Met een wolkkolom hebt U hen overdag geleid en met een vuurkolom ’s nachts, om de weg waarop zij zouden gaan voor hen te verlichten….19 hebt U hen in Uw grote barmhartigheid toch niet verlaten in de woestijn. De wolkkolom week overdag niet van boven hen om hen te leiden op de weg, en ook de vuurkolom ’s nachts niet om voor hen de weg te verlichten waarop zij zouden gaan. (zie ook Psalm 78:14, Psalm 105:39)
De Israëlieten in hun dagen vormden volgens Paulus een waarschuwend voorbeeld om als Christen getrouw te blijven. Gedoopt zijn in Mozes in 1Kor 10:2 is niet bedoeld als het Christelijke onderdompelen, maar wordt gebruikt in de betekenis van ‘vertrouwen stellen in Mozes’ als de door God aangestelde leider en daardoor door God beschermd worden.
Het volk werd ertoe gebracht te geloven dat Mozes Gods dienaar was, en dat hij geholpen werd door de ‘goddelijke’ wolk in hun nabijheid die hen vergezelde, waardoor zij veilig onder Mozes leiding door de Rode Zee werden geleid:
(1 Korinthe 10:1-4) 1 En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, 2 en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, 3 en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, 4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.
(Exodus 23:20-22) 20 Zie, Ik zend een Engel voor u uit om over u te waken op de weg en u te brengen naar de plaats die Ik gereedgemaakt heb. 21 Wees op uw hoede voor Zijn aangezicht en luister naar Zijn stem. Verbitter Hem niet, want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, omdat Mijn Naam in het binnenste van Hem is. 22 Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in het nauw brengen.
Paulus schrijft, evenals Ex. 23:20, dat Jezus gedurende de Exodus bij de Israëlieten was (1 Kor. 10:4). Het was Jezus die hen ‘als rots’, als volkomen betrouwbaar Persoon, volgde en hen ondersteunde. De Israëlieten in de woestijn stonden onder zijn Persoonlijke bescherming. Ook God zelf wordt in de Schrift vaak als ‘rots’ aangeduid:
(1 Samuel 2:2) 2 Er is niemand zo heilig als de HEERE, want er is niemand buiten U, en er is geen rotssteen als onze God.
(2 Samuel 22:2-3) 2 Hij zei: De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, 3 mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem,….
(Psalm 31:3-4) 3 Neig Uw oor tot mij, red mij met spoed, wees voor mij een sterke rots, een burcht om mij te behouden. 4 Want U bent mijn rots en mijn burcht!….
Het manna wat de Israëlieten kregen was volgens Paulus ‘geestelijk voedsel’ (1 Kor. 10:3), het water was ‘de geestelijke drank’, omdat die beiden op een bovennatuurlijke manier aan hen werd geschonken als bewijs van Goddelijke gunst. Het geestelijke water van de Israëlieten betekende daarom niet alleen de dorst lessen, maar stond tevens voor het eeuwige leven:
(Johannes 4:13-14) 13 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, 14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.
Mozes kende het pad naar Midian van zijn vlucht veertig jaar eerder, maar God besloot dat de Israëlieten moesten keren, om een ander pad te nemen:
Links het pad dat Mozes kende, rechts het pad dat hoogstwaarschijnlijk genomen werd.
Het nieuwe pad betrof een droge afwaterings- of rivierbedding van de omringende bergen. Een krachtmeting met het Egyptische leger zou volgen, omdat Farao het volk alsnog niet wilde laten gaan:
(Exodus 14:4-7) 4 En Ik zal het hart van de farao verharden, zodat hij hen achtervolgt. Dan zal Ik ten koste van de farao en ten koste van heel zijn leger geëerd worden, zodat de Egyptenaren zullen weten dat Ik de HEERE ben. En zo deden zij. 5 Toen de koning van Egypte verteld werd dat het volk gevlucht was, keerde het hart van de farao en zijn dienaren zich tegen het volk, en zij zeiden: Hoe hebben we dit kunnen doen, dat wij Israël uit onze dienst hebben laten gaan? 6 Hij spande zijn strijdwagen in en nam zijn volk met zich mee. 7 Hij nam ook zeshonderd van de beste strijdwagens mee, ja, alle strijdwagens van Egypte, met op elk daarvan officieren.
Toen Farao de Israëlieten inhaalde werden ze zeer bevreesd en klaagden tegen Mozes. Die zei dat de Heer voor hen zou strijden (Ex. 14:10-14) :
(Exodus 14:14-15) 14 De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn. 15 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Wat roept u tot Mij? Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij opbreken.
Mozes kon het eigenlijk niet zeggen ‘dat God wel voor hen zou strijden’, want ook hij werd door God geleid op Gods eigen manier. Hij had natuurlijk tegen hen moeten zeggen dat ze onvoorwaardelijk geloof moesten stellen in hun God. De Israëlieten zouden dan met eigen ogen zien dat God altijd voor hen zou strijden.
De Israëlieten waren op dat moment volledig ingesloten door steile bergen aan de zijden, de zee voor hen en het Egyptische leger achter hen, een doodlopende weg:
De weg naar de zee was een kloof of wadi.
Het leek een hopeloze situatie en de Israëlieten werden kwaad op Mozes:
(Exodus 14:12) 12 Was dit niet wat wij in Egypte al tegen u zeiden: Laat ons met rust, laten wij de Egyptenaren maar dienen? Want het is beter voor ons de Egyptenaren te dienen dan in de woestijn te sterven.
De golf van Aqaba heeft een rif van meer dan 1500m diep, maar tussen Pi-Hachiroth en Baäl-Zefon (Ex. 14:2) ligt een zandplaat die veel minder diep is (foto links-onder).
Op bovenstaande landtong (rechts) stonden de Israëlieten met hun vee. Vervolgens gaf God opdracht aan Mozes om zijn staf op te heffen en zijn hand over de zee uit te strekken:
(Exodus 14:16) 16 En u, hef uw staf op, strek uw hand uit over de zee en splijt hem doormidden, zodat de Israëlieten door het midden van de zee op het droge kunnen gaan.
De vuurkolom, die s ’nachts voor het leger van Israël uitging, wordt in Ex. 14:19 aangeduid als de engel van God. Zowel de vuurkolom als de wolkkolom stonden beiden tussen de Israëlieten en de Egyptenaren, duisternis + bescherming door vuur tegelijkertijd (Ex. 14:24):
(Exodus 13:21) 21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.
(Exodus 14:19-22) 19 Toen verliet de Engel van God, Die vóór het leger van Israël uit ging, Zijn plaats en ging achter hen aan. Ook de wolkkolom verliet de plaats vóór hen en ging achter hen staan. 20 Hij kwam tussen het leger van Egypte en het leger van Israël. De wolk was duisternis en tegelijk verlichtte hij de nacht. De een kon niet in de nabijheid van de ander komen, heel de nacht. 21 Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee, en de HEERE liet de zee die hele nacht wegvloeien door een krachtige oostenwind. Hij maakte de zee droog, en het water werd doormidden gespleten. 22 Zo gingen de Israëlieten midden in de zee op het droge. Het water was voor hen aan hun rechter- en linkerhand een muur.
(Psalmen 78:13) 13 Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan, de wateren deed Hij rechtop staan als een dam.
Een van de indrukwekkendste gebeurtenissen aller tijden, de afloop kent vrijwel iedere Christen. De Israëlieten werden gered door het splitsen van het water.
De achtervolging en vervolgens de vernietiging van het Egyptische leger
Farao met zijn leger kwamen de Israëlieten achterna, maar Mozes strekte zijn hand uit over de zee en het water keerde terug. Geen enkele Egyptenaar van het leger bleef er levend over:
(Exodus 14:23-28) 23 De Egyptenaren achtervolgden hen en kwamen hen achterna, met al de paarden van de farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters, tot in het midden van de zee. 24 Maar het gebeurde bij het aanbreken van de dag, dat de HEERE in de vuur- en wolkkolom neerzag op het leger van de Egyptenaren, en Hij bracht het leger van de Egyptenaren in verwarring. 25 Hij liet de wielen van hun wagens wegzakken en liet ze met moeite vooruitkomen. Toen zeiden de Egyptenaren: Laten wij voor Israël vluchten, want de HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaren. 26 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit over de zee, zodat het water terugkeert over de Egyptenaren, over hun strijdwagens en over hun ruiters. 27 Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug naar zijn oorspronkelijke plaats, terwijl de Egyptenaren het water tegemoetvluchtten. Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee. 28 Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen in de zee achternagekomen waren. Niet een van hen bleef er over.
(Psalm 106:7-12) 7 Onze vaderen in Egypte hebben Uw wonderen niet opgemerkt; zij hebben niet gedacht aan Uw talrijke blijken van goedertierenheid, maar waren ongehoorzaam bij de zee, de Schelfzee. 8 Maar Hij verloste hen omwille van Zijn Naam, om Zijn macht bekend te maken. 9 Hij bestrafte de Schelfzee, zodat ze droogviel; Hij deed hen door de diepe wateren gaan als door een woestijn. 10 Hij verloste hen uit de hand van de hater, Hij bevrijdde hen uit de hand van de vijand. 11 Water bedolf hun tegenstanders, niet één van hen bleef over. 12 en geloofden zij Zijn woorden, zij zongen Zijn lof.
(Hebreeën 11:29) 29 Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over het droge. Toen de Egyptenaren dat ook probeerden te doen, zijn ze verdronken.
De Israëlieten zagen de machtige hand van hun God YHWH, en stelden geloof in hun God en in Zijn dienstknecht Mozes:
(Exodus 14:30-31) 30 Zo verloste de HEERE Israël op die dag uit de hand van de Egyptenaren. En Israël zag de Egyptenaren dood aan de oever van de zee liggen. 31 Toen zag Israël de machtige hand die de HEERE tegen de Egyptenaren gekeerd had, en het volk vreesde de HEERE en geloofde in de HEERE en in Mozes, Zijn dienaar.
Het loflied van Mozes, samen gezongen met de Israëlieten
Nu ze gered waren door de sterke hand van hun Schepper ontstond er grote blijdschap onder de Israëlieten. Ze zongen samen met Mozes een loflied waarin dezen de krachtige redding bezongen, en waarbij Mirjam samen met de vrouwen in vreugde gingen reidansen:
(Exodus 15:1,18-21) 1 Toen zongen Mozes en de Israëlieten dit lied voor de HEERE. Zij zeiden: Ik zal zingen voor de HEERE, want Hij is hoogverheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen….18 De HEERE zal regeren voor eeuwig en altijd!19 Want het paard van de farao, met zijn strijdwagen en zijn ruiters, waren in de zee gekomen, en de HEERE had het water van de zee over hen terug doen vloeien. Maar de Israëlieten gingen op het droge, midden in de zee. 20 Mirjam, de profetes, de zuster van Aäron, nam een tamboerijn in haar hand, en al de vrouwen gingen achter haar aan, met tamboerijnen en in reidans. 21 Toen zong Mirjam hun ten antwoord: Zing voor de HEERE, want Hij is hoogverheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
Deze lofzang van Mozes en de Israëlieten komt opnieuw in beeld in de laatste dagen.
Nadat de 144.000 heiligen bij de laatste trompet (1 Kor. 15:52) in de hemel zijn opgenomen zingen ze het lied van Mozes en de Israëlieten over de grandioze redding door God, toen Farao met zijn leger in de zee overweldigd werden (Ex.15:1-21):
(Openbaring 15:3) 3 En zij zongen het lied van Mozes, de dienstknecht van God,……
De waterbronnen in Mara en in Elim
Het volk klaagde weer tegen Mozes omdat het water niet te drinken was:
(Exodus 15:22-24) 22 Hierna liet Mozes Israël vanaf de Schelfzee opbreken en zij vertrokken naar de woestijn Sur. Drie dagen gingen zij door de woestijn en vonden geen water. 23 Toen kwamen zij bij Mara. Zij konden echter het water uit Mara niet drinken, want het was bitter. Daarom gaf men het de naam Mara. 24 Toen morde het volk tegen Mozes, en zei: Wat moeten wij nu drinken?
(Numeri 33:8) 8 Zij braken op van Pi-Hachiroth en staken over, midden door de zee, naar de woestijn; zij gingen drie dagreizen de woestijn Etham in, en sloegen hun kamp op in Mara.
Mozes deed een beroep op de Heer, en de Heer wees Mozes een stuk hout aan. Toen dat stuk hout in het water werd geworpen, werd het water zoet en was het te drinken.
Ze braken op en vervolgens gingen ze naar de 12 bronnen van Elim (Ex. 15:25-27):
Een onderzoeker heeft vanaf de bovengenoemde oversteek de route naar de berg Sinaï gevolgd, en bij Elim de bronnen geteld. Het zijn er volgens hem nog steeds 12.
God zond de Israëlieten een menigte kwartels en het manna
Op de 15e dag van de 2e maand nadat ze uit Egypte waren vertrokken braken ze op uit Elim en gingen naar de woestijn Sin. Daar in de woestijn begon het ontevreden geklaag over het voedsel wat ze te eten hadden, en velen verlangden terug naar Egypte waar ze voldoende en divers te eten hadden gehad. De Heer gaf toen aan Mozes instructies over het manna dat iedere dag uit de hemel zou komen:
(Exodus 16:1-5) 1 Zij braken op uit Elim en heel de gemeenschap van de Israëlieten kwam in de woestijn Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt. Dat was op de vijftiende dag van de tweede maand nadat zij uit het land Egypte waren vertrokken. 2 En heel de gemeenschap van de Israëlieten morde tegen Mozes en tegen Aäron in de woestijn. 3 De Israëlieten zeiden tegen hen: Och, waren wij maar door de hand van de HEERE gestorven in het land Egypte, toen wij bij de vleespotten zaten en brood aten tot verzadiging toe! Want u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven. 4 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen. Het volk moet eropuit gaan en de per dag benodigde hoeveelheid de per dag benodigde hoeveelheid verzamelen, zodat Ik het op de proef kan stellen of het naar Mijn wet wandelt of niet. 5 En op de zesde dag moet het zó zijn dat zij bereiden wat zij binnenbrengen, en dat zal het dubbele zijn van wat zij dagelijks verzamelen.
Mozes moest tevens van de Heer tot de Israëlieten zeggen dat er vlees voor hen zou komen en overvloedig veel brood (manna):
(Exodus 16:11-15,19-20,30-31,35) 11 En de HEERE sprak tot Mozes: 12 Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord. Spreek tot hen en zeg: Tegen het vallen van de avond zult u vlees eten, en in de morgen zult u met brood verzadigd worden. Dan zult u erkennen dat Ik de HEERE, uw God, ben. 13 En tegen de avond gebeurde het dat er kwartels kwamen aanvliegen, die het kamp overdekten, en in de ochtend was er een laag dauw rondom het kamp. 14 Toen de laag dauw opgetrokken was, zie, over de woestijn lag iets fijns, iets vlokkigs, fijn als de rijp op de aarde. 15 Toen de Israëlieten dat zagen, zeiden zij tegen elkaar: Wat is dat? Want zij wisten niet wat het was. Mozes zei tegen hen: Dit is het brood dat de HEERE u te eten gegeven heeft….19 En Mozes zei tegen hen: Niemand mag ervan overlaten tot de volgende morgen. 20 Maar zij luisterden niet naar Mozes en sommige mannen lieten ervan over tot de volgende morgen. Toen zat het vol wormen en stonk het. Daarom was Mozes erg kwaad op hen….30 Zo rustte het volk op de zevende dag. 31 Het huis van Israël gaf het de naam manna….35 De Israëlieten aten veertig jaar lang het manna, totdat zij in bewoond gebied kwamen. Zij aten manna, totdat zij aan de grens van het land Kanaän kwamen. (zie voor het einde van het manna ook Jozua 5:12)
Water uit de rots in het Horeb gebergte, in de plaats ‘Massa en Meriba’
Vanaf de woestijn Sin (ook wel geschreven als Zin) trokken ze van rustplaats tot rustplaats tot ze in Rafidim aankwamen. En weer kreeg het volk onenigheid met Mozes, nu opnieuw over het gebrek aan drinkwater:
(Exodus 17:1-7) 1 Daarna brak heel de gemeenschap van de Israëlieten uit de woestijn Sin op en trok van rustplaats tot rustplaats, op bevel van de HEERE, en zij sloegen hun kamp op in Rafidim. Daar was echter geen water voor het volk om te drinken. 2 En het volk kreeg onenigheid met Mozes en zei: Geeft u ons water, zodat wij kunnen drinken! Mozes zei tegen hen: Waarom hebt u onenigheid met mij? Waarom stelt u de HEERE op de proef? 3 Het volk smachtte daar naar water en het volk morde tegen Mozes en het zei: Waarom hebt u ons toch uit Egypte laten vertrekken? Om mij, mijn kinderen en mijn vee van dorst te laten omkomen? 4 Toen riep Mozes tot de HEERE: Wat moet ik met dit volk doen? Het scheelt niet veel of zij zullen mij stenigen. 5 De HEERE zei tegen Mozes: Trek vóór het volk uit, en neem enkelen van de oudsten van Israël met u mee. Neem uw staf, waarmee u de Nijl sloeg, in uw hand en ga op weg. 6 Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël. 7 Hij gaf die plaats de naam Massa en Meriba, vanwege de onenigheid van de Israëlieten en omdat zij de HEERE op de proef gesteld hadden door te zeggen: Is de HEERE nu in ons midden of niet?
(Psalmen 78:15-16) 15 Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren. 16 Want Hij bracht stromen voort uit de rots en deed water neerstorten als rivieren.
(Psalmen 105:41) 41 Hij opende een rots en er vloeide water uit, dat als een rivier door de dorre plaatsen stroomde.
(Jesaja 48:21) 21 En: Zij leden geen dorst, toen Hij hen leidde door de woeste plaatsen. Water uit een rots deed Hij voor hen stromen. Toen Hij de rots kloofde, stroomde het water eruit.
Wat de naam betreft die Mozes hier aan gaf, de plaats Massa en Meriba;
Massa betekent: de beproeving (Ex. 7:7); Meriba betekent: de verbittering (Hebr. 3:7).
In het echt is het een kolossale rots. De erosie (foto rechts) van de omringende stenen door het water is duidelijk te zien, hier heeft een krachtige waterstroom gestroomd.
Gods kinderen worden in de Schrift gemaand om God beslist niet toornig te maken door te twijfelen ‘of God in ons midden is‘ (Ex. 7:7):
(Psalm 95:7-8) 7 Want Hij is onze God en wij zijn het volk van Zijn weide en de schapen van Zijn hand. Heden, indien u Zijn stem hoort, 8 verhard uw hart niet, zoals te Meriba, zoals in de dagen van Massa in de woestijn:
(Deuteronomium 6:16) 16 U mag de HEERE, uw God, niet op de proef stellen, zoals u Hem bij Massa op de proef gesteld hebt.
De Israëlieten versloegen de Amalekieten
In de legerplaats Rafidim, in de woestijn niet ver van de berg Sinaï, viel Amalek met zijn leger de Israëlieten aan en organiseerde Mozes de verdediging. Jozua moest de strijd aanbinden met Amalek en Mozes zou, met de staf in de hand, zijn hand omhoog opheffen. Mozes vertrouwde volkomen op Gods hulp en ingrijpen, niet op militaire vaardigheden:
(Exodus 17:11-15) 11 En het gebeurde, als Mozes zijn hand ophief, dat Israël de overhand had, maar als hij zijn hand neerliet, dat Amalek de overhand had. 12 De handen van Mozes werden echter zwaar; daarom namen zij een steen en legden die onder hem, zodat hij erop kon gaan zitten. Aäron en Hur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere kant. Zo bleven zijn handen onbeweeglijk, totdat de zon onderging. 13 Zo overwon Jozua Amalek en zijn volk met de scherpte van het zwaard. 14 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in dat Ik de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel zal uitwissen. 15 En Mozes bouwde een altaar en gaf het de naam: De HEERE is mijn Banier!
Jethro bezoekt Mozes bij de berg Sinaï
Jethro, de Midianitische priester en schoonvader van Mozes, hoorde alle bijzonderheden die God YHWH voor Mozes en Zijn volk had gedaan, en dat Gods volk uit Egypte was gered.
Mozes had het kamp laten oprichten vlakbij de berg Sinaï. Hij had blijkbaar gedurende de reis of het verblijf in Egypte om bepaalde redenen zijn vrouw Zippora en zijn beide zoons Gersom en Eliëzer teruggestuurd naar Jethro in Midian, Saoedi Arabië:
(Exodus 4:20) 20 Toen nam Mozes zijn vrouw en zijn zonen, liet hen op een ezel rijden en keerde terug naar het land Egypte. En Mozes nam de staf van God in zijn hand.
Nu kwam Jethro Mozes bezoeken en hij had zijn vrouw en zijn beide zoons meegenomen:
(Exodus 18:5-7) 5 Toen Jethro, de schoonvader van Mozes, met diens zonen en diens vrouw bij Mozes in de woestijn kwam, bij de berg van God, waar Mozes zijn kamp had opgeslagen, 6 liet hij tegen Mozes zeggen: Ik, je schoonvader Jethro, kom naar je toe met je vrouw en met haar beide zonen die bij haar zijn. 7 Toen ging Mozes naar buiten, zijn schoonvader tegemoet. Hij boog zich en kuste hem. En zij vroegen naar elkaars welstand en gingen de tent binnen.
Mozes vertelde zijn schoonvader het hele verhaal, wat de Heer met de farao en de Egyptenaren gedaan had om de Israëlieten te redden. Jethro verheugde zich over al het goede dat de Heer voor Israël had gedaan (Ex.18:9). Het volk kwam echter met alle problemen bij Mozes, die moest rechtspreken over het volk, van de morgen tot de avond:
(Exodus 18:14-16) 14 Toen de schoonvader van Mozes zag wat hij allemaal voor het volk deed, zei hij: Wat betekent dit wat je voor het volk doet? Waarom houd je alléén zitting, terwijl heel het volk van de morgen tot de avond tegenover je staat? 15 Toen zei Mozes tegen zijn schoonvader: Omdat het volk naar mij toe komt om God te raadplegen. 16 Wanneer zij een zaak hebben, komt men daarmee naar mij en oordeel ik tussen de een en de ander. Ik maak hun de verordeningen van God en Zijn wetten bekend.
Dat was volgens Jethro een veel te zware belasting voor Mozes, en hij stelde voor om godvrezende, betrouwbare mannen aan te stellen die recht zouden spreken over de kleinere zaken. Alleen de moeilijkere zaken moesten bij Mozes terechtkomen. Mozes luisterde naar het goede advies van Jethro, zijn schoonvader, en paste het advies toe. Daarna verliet Jethro Mozes weer (Ex. 18:13-27).
Het gebergte Horeb met daarin de berg Sinaï
Er zijn twee bergen in de Schrift die groot respect verdienen. Dat zijn de berg Moria, de berg waar Gods tempel later stond en de berg Sinaï, waar God aan Mozes (en aan Elia) verscheen.
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schreef; De berg Sinaï (Jebel al Lawz) is de hoogste berg in de nabijheid van de stad Al Bad. De stad Al Bad was de stad van Jethro, de schoonvader van Mozes, waar Mozes destijds naar toe vluchtte, ver weg van Egypte.
Wanneer we op zoek gaan naar de hoogste berg in de regio Midian, dan komen we eveneens uit op de berg Jebel al-Lawz, die een hoogte heeft van 2580 m. Jebel al-Lawz betekent ‘de berg van de wetten’. Plaatselijke bewoners noemen de berg Jebel Musa, de berg van Mozes.
Over de locatie van de berg Sinaï schreef Paulus in Galaten 4:25; ‘Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, ….’. Ook volgens Paulus lag de berg Sinaï in Arabië, wat nu Saoedi-Arabië heet. De berg Sinaï of ‘Jebel al Lawz’ is een onderdeel van de bergketen Horeb.
De gespleten rots met de waterstroom is diverse kilometers verwijderd van de berg Sinaï.
(Exodus 19:1-2) 1 In de derde maand, op dezelfde dag dat de Israëlieten uit het land Egypte waren vertrokken, kwamen zij in de woestijn Sinaï. 2 Zij braken op vanuit Rafidim, kwamen in de woestijn Sinaï en sloegen hun kamp op in de woestijn. Israël sloeg daar zijn kamp op tegenover de berg.
Jebel al-Lawz, hoogst waarschijnlijk de berg Sinaï met een zwartgeblakerde top:
(Exodus 19:18) 18 De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig.
Zie voor verdere info en bewijs over de berg Sinaï: 3. Aanbidding van het ‘beeld’
Mozes klom op de berg Sinaï
(Exodus 19:3-6) 3 Toen klom Mozes omhoog, naar God. De HEERE riep tot hem vanaf de berg: Zo moet u tegen het huis van Jakob zeggen en de Israëlieten verkondigen: 4 U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. 5 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. 6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.
Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk. Hij vertelde hen precies wat hij van de Heer gehoord had:
(Exodus 19:8-10) 8 Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE. 9 En de HEERE zei tegen Mozes: Zie, Ik kom naar u toe in een dichte wolk, opdat het volk het kan horen wanneer Ik met u spreek en opdat zij ook voor eeuwig in u geloven. En Mozes maakte de woorden van het volk aan de HEERE bekend.
De berg Sinaï was heilig voor de Israëlieten, omdat God daar zou neerdalen:
(Exodus 19:10-13, 16-18) 10 En de HEERE zei tegen Mozes: Ga naar het volk toe, en heilig hen vandaag en morgen, en laten zij hun kleren wassen 11 en over drie dagen gereed zijn. Op de derde dag zal de HEERE namelijk voor de ogen van heel het volk neerdalen op de berg Sinaï. 12 U moet voor het volk een grens stellen rondom de berg door te zeggen: Wees op uw hoede dat u de berg niet beklimt of ook maar de voet ervan aanraakt. Ieder die de berg aanraakt, zal zeker gedood worden. 13 Geen hand mag hem aanraken, want hij zal zeker gestenigd of met pijlen doorschoten worden. Of het nu een dier of een mens is, hij mag niet blijven leven. Pas als de ramshoorn een langgerekte toon laat horen, mogen zíj de berg beklimmen….16 En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde. 17 Mozes leidde het volk uit het kamp, God tegemoet. Zij stonden onder aan de berg. 18 De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig.
(Deuteronomium 4:10-13) 10 Op de dag dat u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, stond, bij de Horeb, zei de HEERE tegen mij: Roep het volk voor Mij bijeen, dan zal Ik hun Mijn woorden laten horen, die zij moeten leren, om Mij te vrezen, alle dagen dat zij op de aardbodem zullen leven, en die zij ook hun kinderen moeten leren. 11 Toen kwam u naar voren en stond onder aan de berg, terwijl de berg brandde van vuur, tot in het hart van de hemel. Er was duisternis en er waren wolken en donkerheid. 12 En de HEERE sprak tot u vanuit het midden van het vuur; het geluid van de woorden hoorde u, maar een gestalte zag u niet, er was alleen een stem. 13 Hij maakte u Zijn verbond bekend, dat Hij u beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen.
Mozes ontving de Tien Geboden
(Exodus 20:1) 1 Toen sprak God al deze woorden:
- Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
- U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.
- U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt.
- Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienaar, noch uw dienares, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.
- Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.
- U zult niet doodslaan.
- U zult niet echtbreken.
- U zult niet stelen.
- U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste.
- U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, zijn dienaar, noch zijn dienares noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.
Zie ook het parallelle verslag (van Exodus 20:2-17) beschreven in Deuteronomium 5:6-21.
Onze God is een na-ijverige God (Ex. 20:5, Deut. 5:9), een hartstochtelijke jaloerse God wat afgoderij betreft en YHWH kan die afgoderij niet verdragen.
De stenen tafelen met de Tien Geboden moesten bewaard worden in de ark van het verbond:
(Exodus 25:16) 16 Vervolgens moet u in de ark de getuigenis leggen, die Ik u geven zal.
(Hebreeën 9:4) 4 ….en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. In deze ark lagen de gouden kruik met het manna en de staf van Aäron, die gebloeid had (Num. 17:8), en de stenen tafelen van het verbond.
Mozes ontving op de berg Sinaï tevens een aantal aanvullende wetten;
wetten betreffende slavernij en ontvoering Ex. 21:2-11, 16, 20-21, 26-27
wetten betreffende doodslag of moord Ex. 21:12-14, 23:7
wetten betreffende het mishandelen van ouders Ex. 21:15,17
wetten betreffende het mishandelen van anderen Ex. 21:18-19
wetten betreffende het mishandelen van een zwangere vrouw Ex. 21:22-25
wetten betreffende nalatigheid vanwege ongelukken door dieren Ex. 21:28-36,
wetten betreffende diefstal en oneerlijkheid Ex. 22:1-4, 7-9
wetten betreffende vergoedingen door nalatigheid of bewuste schuld Ex. 22:5-6, 10-15
wetten betreffende gemeenschap hebben Ex. 22:16-17, 19
wetten betreffende afgoderij, tovenarij en waarzeggerij Ex. 22:18, 20, Ex. 23:13, 24-25, 32-33
wetten voor het niet onderdrukken van vreemdelingen en weduwen/wezen Ex. 22:21-24, 23:9
wetten betreffende rente en onderpand van arme mensen Ex. 22:25-27
wetten betreffende rechters, de rechtspraak en leiders Ex. 22:28, Ex. 23:1-6
wetten betreffende de eerstgeborenen Ex. 22:29-30
wetten betreffende het zorgdragen voor dieren Ex. 23:4-5
wetten betreffende de heiliging van Gods volk Ex. 22:31, Ex. 23:7-8
wetten betreffende de 7 dagen / 1 rustdag en 7 jaar / 1 rustjaar Ex. 23:10-12
wetten betreffende het vieren van de drie grote feesten Ex. 23:14-19
- het Pascha (Num. 28:16-17) + de 7 dagen van de ongezuurde broden
- het feest van de eerste oogst van de eerste vruchten
- het feest van de laatste inzameling van de oogst
God zou hen leiden naar het beloofde land en een engel voor hen uitzenden om over hen te waken. Hun vijanden zouden met harde hand verdreven worden: Ex. 23:20-33
Het wetsverbond, met Mozes als tussenpersoon
(Exodus 24:1-3) 1 Daarna zei Hij tegen Mozes: Klim naar boven, naar de HEERE toe, u en Aäron, Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israël, en buig u op een afstand neer. 2 Alleen Mozes mag tot de HEERE naderen. Zíj mogen echter niet naderbij komen, en ook het volk mag niet met hem naar boven klimmen. 3 Mozes kwam terug en vertelde al de woorden van de HEERE en al de bepalingen aan het volk. Toen antwoordde heel het volk eenstemmig en zij zeiden: Al de woorden die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen. 4 Vervolgens schreef Mozes al de woorden van de HEERE op. Hij stond ’s morgens vroeg op en bouwde onder aan de berg een altaar en richtte twaalf gedenkstenen op voor de twaalf stammen van Israël….9 Vervolgens klommen Mozes en Aäron naar boven, en ook Nadab en Abihu met zeventig van de oudsten van Israël. 10 En zij zagen de God van Israël. Onder Zijn voeten was er iets als plaveisel van saffier, zo helder als de hemel zelf. 11 Hij strekte Zijn hand niet uit naar de aanzienlijken van de Israëlieten. Nadat zij God gezien hadden, aten en dronken zij.
Mozes schreef alles op wat de Heer hem had verteld (Ex. 24:4).
Ook Aäron mocht omhoog klimmen op de heilige berg om God te ontmoeten, een voorrecht en een indrukwekkende aangelegenheid (Ex. 24:7).
Mozes opnieuw op de berg, nu met een verblijf van 40 dagen en nachten
(Exodus 24:12-15,18) 12 De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven, naar Mij toe, de berg op, en blijf daar. Dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en de geboden, die Ik opgeschreven heb om hun te onderwijzen. 13 Toen stond Mozes op, met zijn dienaar Jozua, en Mozes klom naar boven, de berg van God op. 14 Hij zei tegen de oudsten: Blijf hier op ons wachten, totdat wij bij u terugkomen. En zie, Aäron en Hur blijven bij u. Wie bepaalde zaken heeft, moet naar hen toe gaan. 15 Toen Mozes de berg opklom, bedekte de wolk de berg….18 Mozes ging de wolk binnen en klom de berg verder op. En Mozes was veertig dagen en veertig nachten op de berg.
Mozes ontving richtlijnen voor de dienst in de tabernakel en wat er allemaal nog meer voor nodig was voor de uitvoering:
Richtlijnen betreffende het hefoffer
Iedere Israëliet werd gevraagd om vrijwillig bij te dragen aan alle benodigdheden om de gevraagde tabernakeldienst uit te kunnen voeren, zoals goud, zilver, koper, enz.:
(Exodus 25:1-9) 1 Toen sprak de HEERE tot Mozes: 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij voor Mij een hefoffer nemen. U moet van iedereen wiens hart hem gewillig maakt, een hefoffer voor Mij nemen. 3 Dit is het hefoffer dat u van hen moet nemen: goud, zilver en koper, 4 blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol, fijn linnen en geitenhaar, 5 roodgeverfde ramshuiden, zeekoeienhuiden en acaciahout, 6 olie voor de lamp, specerijen voor de zalfolie en specerijen voor het geurige reukwerk, 7 onyxstenen en andere edelstenen als opvulling voor de efod en de borsttas. 8 En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. 9 Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken.
Richtlijnen betreffende de ark van het verbond
De ark van het verbond met zijn verzoendeksel er boven op (met de twee cherubs met uitgespreide vleugels daar weer bovenop) was de plaats waar God Mozes zou ontmoeten, van boven de verzoendeksel tussen de twee cherubs:
(Exodus 25:10-13,16-18,22) 10 Ook moeten zij een ark van acaciahout maken; zijn lengte moet tweeënhalve el zijn, zijn breedte anderhalve el en zijn hoogte anderhalve el. 11 U moet hem met zuiver goud overtrekken; vanbinnen en vanbuiten moet u hem overtrekken en er aan de bovenkant een gouden rand omheen maken. 12 Dan moet u er vier gouden ringen voor gieten en die aan zijn vier voetstukken bevestigen, namelijk twee ringen aan de ene kant ervan en twee ringen aan de andere kant ervan. 13 Vervolgens moet u draagbomen van acaciahout maken en die overtrekken met goud….16 Vervolgens moet u in de ark de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. 17 Dan moet u een verzoendeksel van zuiver goud maken, zijn lengte tweeënhalve el en zijn breedte anderhalve el. 18 Vervolgens moet u twee cherubs van goud maken, als gedreven werk moet u ze maken, aan de beide uiteinden van het verzoendeksel….22 Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs, die zich op de ark van de getuigenis zullen bevinden, zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.
(Hebreeën 9:1-5) 1 Nu had ook het eerste verbond verordeningen voor de eredienst en het aardse heiligdom. 2 Er was immers een tabernakel ingericht en in het eerste gedeelte daarvan was de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd. 3 Maar achter het tweede voorhangsel was het gedeelte van de tabernakel dat het heilige der heiligen werd genoemd, 4 met een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. In deze ark lagen de gouden kruik met het manna en de staf van Aäron, die gebloeid had (Num. 17:8), en de stenen tafelen van het verbond. 5 En boven op deze ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Over deze dingen zullen wij nu niet stuk voor stuk spreken.
(Numeri 7:89) 89 En wanneer Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met Hem te spreken, hoorde hij een stem tot hem spreken van boven het verzoendeksel, dat op de ark van de getuigenis ligt, van tussen de twee cherubs. Zo sprak Hij tot hem.
Richtlijnen betreffende de tafel voor de toonbroden van acaciahout Ex. 25:23-30
Richtlijnen betreffende de gouden zesarmige kandelaar Ex. 25:31-40
Richtlijnen betreffende de tabernakel of tent van ontmoeting Ex. 26:1-30
Richtlijnen betreffende het voorhangsel of scheidingsgordijn in de tabernakel Ex. 26:31-33
Richtlijnen betreffende het verzoendeksel op de ark van het verbond Ex. 26:34
Richtlijnen betreffende het inrichten van de tabernakel Ex. 26:35-37
Richtlijnen betreffende het koperen brandofferaltaar Ex. 27:1-8
Richtlijnen betreffende de inrichting van het voorhof van de tabernakel Ex. 27:9-18
Richtlijnen betreffende de gebruiksvoorwerpen in de tempel en de lampenolie Ex. 27:19-21
Richtlijnen betreffende de priesterkleding Ex. 28:1-5
Richtlijnen betreffende de efod, een hes bestaande uit 2 stukken voor/achter Ex. 28:6-14
Richtlijnen betreffende de borsttas met 4 rijen van 3 edelstenen Ex. 28:15-29
De urim en tummim, die in de borsttas (met de 12 edelstenen) werden gestopt
(Exodus 25:30) 30 En u moet in de borsttas van de beslissing de urim en de tummim doen, zodat die op het hart van Aäron zijn, als hij binnenkomt voor het aangezicht van de HEERE. Zo zal Aäron de beslissing voor de Israëlieten voortdurend op zijn hart dragen voor het aangezicht van de HEERE.
De urim en tummim waren voorwerpen, mogelijk stenen, die zich bevonden in de borsttas gedragen op de efod van de hogepriester van de Israëlieten. De betekenis van de naam van de voorwerpen was ‘licht en recht’. Met de urim en tummim kon een vraag aan God worden gesteld. Hoe dat precies ging, wordt in de Schrift niet beschreven. Enkele voorbeelden:
(1 Samuel 23:9-11) 9 Toen David te weten kwam dat Saul dit kwaad tegen hem beraamde, zei hij tegen de priester Abjathar: Breng de efod hierheen. 10 En David zei: HEERE, God van Israël, Uw dienaar heeft duidelijk gehoord dat Saul van plan is naar Kehila te komen, om de stad omwille van mij te gronde te richten. 11 Zullen de burgers van Kehila mij in zijn hand uitleveren? Zal Saul komen, zoals Uw dienaar gehoord heeft? O HEERE, God van Israël, vertel het Uw dienaar toch. De HEERE zei: Hij zal komen.
(1 Samuel 30:7-8) 7 En David zei tegen de priester Abjathar, de zoon van Achimelech: Breng mij toch de efod. En Abjathar bracht de efod bij David. 8 Toen raadpleegde David de HEERE en zei: Zal ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen? En Hij zei tegen hem: Achtervolg ze, want u zult ze zeker inhalen, en u zult de gevangenen zeker bevrijden.
Richtlijnen betreffende het maken van het bovenkleed van de efod (Ex. 25:31-35).
Richtlijnen betreffende de gouden plaat aan de tulband van Aäron (Ex. 25:36-38).
Richtlijnen betreffende het maken van de overige heilige kleding (Ex. 25:39-43).
Richtlijnen betreffende de priesterwijding (Ex. 29:1-37).
Richtlijnen betreffende de dagelijkse offers (Ex. 29:38-46).
Richtlijnen betreffende het reukofferaltaar in de tabernakel (Ex. 30:1-10).
Richtlijnen betreffende het hefoffer t.b.v. de dienst in de tabernakel (Ex. 30:11-16).
Richtlijnen betreffende het koperen wasvat (Ex. 30:17-21).
Richtlijnen betreffende de heilige zalfolie (Ex. 30:22-33).
Richtlijnen betreffende het heilige reukwerk (Ex. 30:34-38).
De roeping van Bezaleël en Aholiab als vaklieden
(Exodus 31:1-11) 1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes: 2 Zie, Ik heb Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, uit de stam Juda, bij zijn naam geroepen. 3 Ik heb hem vervuld met de Geest van God, met wijsheid, inzicht, kennis en allerlei vakmanschap, 4 om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper; 5 en om edelstenen te bewerken en in te zetten, en om hout te bewerken, dus om allerlei werk te verrichten. 6 En Ik, zie, Ik heb Aholiab, de zoon van Ahisamach, uit de stam Dan, aan hem toegevoegd. En in het hart van ieder die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven zodat zij alles kunnen maken wat Ik u geboden heb: 7 de tent van ontmoeting, de ark van de getuigenis, het verzoendeksel dat daarop ligt, alle voorwerpen voor de tent, 8 de tafel met zijn voorwerpen, de zuiver gouden kandelaar met al zijn voorwerpen, het reukofferaltaar, 9 het brandofferaltaar met al zijn voorwerpen, het wasvat met zijn voetstuk, 10 de ambtskleding, de geheiligde kleding van de priester Aäron, de kleding van zijn zonen om daarin als priester te dienen, 11 de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Overeenkomstig alles wat Ik u geboden heb, moeten zij het maken.
Daarna volgde de verordening van de absolute heiliging van de sabbat (Ex. 31:12-17).
De wet werd door engelen aan Mozes overgedragen in het bijzijn van Jezus:
(Handelingen 7:38) 38 Hij is het die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï, en bij onze vaderen, en Hij was het die de levende woorden ontving om die aan ons door te geven.
God had Mozes aangesteld als middelaar van het wetsverbond met de Israëlieten, een vertrouwenspositie als man Gods:
(Galaten 3:19) 19 Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was (Jezus); en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt.
Alleen Jezus, ‘de Middelaar van het nieuwe verbond’, zou opnieuw voor Gods aangezicht deze vertrouwenspositie innemen.
Het overhandigen van de stenen tafelen
(Exodus 31:18) 18 En toen de HEERE geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinaï, gaf Hij Mozes de twee tafelen van de getuigenis, tafelen van steen, beschreven met de vinger van God. (zie ook Deut. 5:22)
(Deuteronomium 9:11-15) 11 Het gebeurde na verloop van veertig dagen en veertig nachten, toen de HEERE mij de twee stenen tafelen, de tafelen van het verbond, gaf, 12 dat de HEERE tegen mij zei: Sta op, daal snel vanhier af, want uw volk, dat u uit Egypte geleid hebt, handelt verderfelijk. Zij zijn al snel afgeweken van de weg die Ik hun geboden had: zij hebben voor zichzelf een gegoten beeld gemaakt. 13 Verder sprak de HEERE tot mij: Ik heb dit volk gezien en zie, het is een halsstarrig volk. 14 Laat Mij begaan, dan zal Ik hen wegvagen en hun naam van onder de hemel uitwissen. Dan zal Ik u tot een volk maken dat nog machtiger en talrijker is dan dit. 15 Toen keerde ik mij om en daalde van de berg af – de berg brandde van vuur en de twee tafelen van het verbond waren in mijn beide handen.
Mozes nam de twee stenen tafelen aan en daalde de berg af naar de Israëlieten.
Wordt vervolgd in deel 3