Mozes, een opmerkelijk man Gods versie 1.5
Inleiding:
Mozes was – voordat Jezus op aarde kwam – de meest inspirerende leider van Israël en de grootste profeet uit het Joodse volk. Hij ontving via inspiratie het wetsverbond, de wet van Mozes, en was schrijver van de eerste 5 boeken (de Thora). Mozes wordt in de Schrift ‘de man Gods’ genoemd. Dit betekent dat Mozes een bijzondere en goede relatie met God had:
(Deuteronomium 33:1) 1 Dit nu is de zegen waarmee Mozes, de man Gods, de Israëlieten gezegend heeft, vóór zijn dood.
(1 Kronieken 23:14) 14 Wat betreft Mozes, de man Gods: zijn zonen werden genoemd onder de stam Levi. (zie ook Jozua 14:6 voor Mozes als de man Gods)
In deze artikelserie zullen we belichten wat Mozes voor een persoon was en wie hij werkelijk zou gaan worden. In het bijzonder voor wat hij in de zeer nabije toekomst voor ons zal betekenen. Hoe Mozes in deze laatste dagen opnieuw is verbonden met Gods volk, de Christelijke gemeenschap, door het samen dienen van onze Schepper YHWH (Op. 11:3-12).
Inhoudsopgave deel 3
- De aanbidding van het gouden kalf
- Verstokte afgodenaanbidders werden op bevel van Mozes gedood
- Mozes smeekte bij de Heer voor het Israëlitische volk
- De tent van Mozes, de tijdelijke tent van ontmoeting
- Toon mij toch Uw heerlijkheid!
- De stenen tafelen werden opnieuw gemaakt
- De Heer verscheen aan Mozes op de berg Sinaï
- De vernieuwing van het verbond
- Het glanzende gezicht van Mozes
- Het volk droeg royaal bij om de tabernakel te kunnen maken
- De aanstelling van Bezaleël en Aholiab als vaklieden
- De constructie van de tabernakel, de tent van ontmoeting
- Het werk was voltooid en werd door Mozes goedgekeurd
- Mozes bouwde vervolgens de tabernakel compleet op
- De oproep om God te dienen
- De wolk overdekte de tabernakel, de tent van ontmoeting
. (Alle aanhalingen uit de Herziene Statenvertaling)
——————————————————————————————————–
De aanbidding van het gouden kalf
Eerst een korte herhaling van hoe de Israëlieten hun belofte aan God deden;
Nadat Mozes de ‘mondelinge’ 10 geboden en de overige wetten, bepalingen en beschrijvingen van de voorwerpen voor aanbidding van God op de berg Sinaï had ontvangen, keerde Mozes terug naar de Israëlieten:
(Exodus 24:3-4) 3 Mozes kwam terug en vertelde al de woorden van de HEERE en al de bepalingen aan het volk. Toen antwoordde heel het volk eenstemmig en zij zeiden: Al de woorden die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen. 4 Vervolgens schreef Mozes al de woorden van de HEERE op. Hij stond ’s morgens vroeg op en bouwde onder aan de berg een altaar en richtte twaalf gedenkstenen op voor de twaalf stammen van Israël.
Voordat Mozes voor 40 dagen en nachten de berg Sinaï opging om de stenen tafelen te ontvangen, had het volk dus volledig ingestemd met Gods woorden in het wetsverbond:
(Exodus 24:7-8) 7 Hij (Mozes) nam het boek van het verbond en las dit ten aanhoren van het volk voor. En zij zeiden: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en Hem gehoorzamen. 8 Toen nam Mozes het bloed, sprenkelde het op het volk en zei: Zie, dit is het bloed van het verbond dat de HEERE met u gesloten heeft op grond van al die woorden.
(Hebreeën 9:19-20) 19 Want nadat elk gebod overeenkomstig de wet aan heel het volk door Mozes meegedeeld was, nam hij het bloed van de kalveren en van de bokken met water en scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek zelf en heel het volk, 20 terwijl hij zei: Dit is het bloed van het verbond dat God u bevolen heeft te houden.
Na deze belofte van het volk gaan we weer verder;
Vervolgens klom Mozes weer de berg op, om de stenen tafelen in ontvangst te nemen:
(Exodus 24:12-15) 12 De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven, naar Mij toe, de berg op, en blijf daar. Dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en de geboden, die Ik opgeschreven heb om hun te onderwijzen. 13 Toen stond Mozes op, met zijn dienaar Jozua, en Mozes klom naar boven, de berg van God op. 14 Hij zei tegen de oudsten: Blijf hier op ons wachten, totdat wij bij u terugkomen. En zie, Aäron en Hur blijven bij u. Wie bepaalde zaken heeft, moet naar hen toe gaan. 15 Toen Mozes de berg opklom, bedekte de wolk de berg.
(Deuteronomium 4:10-14) 10 Op de dag dat u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, stond, bij de Horeb, zei de HEERE tegen mij: Roep het volk voor Mij bijeen, dan zal Ik hun Mijn woorden laten horen, die zij moeten leren, om Mij te vrezen, alle dagen dat zij op de aardbodem zullen leven, en die zij ook hun kinderen moeten leren. 11 Toen kwam u naar voren en stond onder aan de berg, terwijl de berg brandde van vuur, tot in het hart van de hemel. Er was duisternis en er waren wolken en donkerheid. 12 En de HEERE sprak tot u vanuit het midden van het vuur; het geluid van de woorden hoorde u, maar een gestalte zag u niet, er was alleen een stem. 13 Hij maakte u Zijn verbond bekend, dat Hij u beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen. 14 En mij gebood de HEERE in die tijd om u verordeningen en bepalingen te leren, om die te doen in het land waar u naartoe trekt om het in bezit te nemen.
Voordat Mozes van de berg Sinaï terugkwam met de 2 stenen tafelen had zijn broer Aäron al ter plekke een gouden kalf gemaakt op verzoek van het Joodse volk, en ook een altaar opgericht waar het gouden kalf op werd geplaatst:
Voorbeeld van een gouden kalf
WIKIMEDIA
.
.
.
.
Het Joodse volk, gered uit het slavenhuis Egypte, dacht dat Mozes niet meer terugkwam. Ze dachten ook allang niet meer aan de grandioze redding uit Egypte en de scheiding van de golf van Aqaba. Ze waren, net als Aäron, niet meer bezig met hun gemaakte belofte aan God (Ex. 24:3,7) en wilden een afgod om te vereren, een surrogaatveiligheid, om daar zekerheid bij te zoeken. Aäron stemde hier mee in en bouwde tevens een altaar voor het gouden kalf.
Het altaar van het gouden kalf, met inscripties van Egyptische runderen:
(Psalm 106:19) 19 Zij maakten een kalf bij de Horeb en bogen zich neer voor een gegoten beeld.
Links achter de afrastering vlak voor de berg Sinaï, het (afgods-) altaar door mensen gemaakt, waar hoogstwaarschijnlijk het gouden kalf op heeft gestaan.
God wilde het volk voor hun gebrek aan geloof en vanwege het niet houden van hun belofte en hun afgoderij liever vernietigen:
(Exodus 32:1-6) 1 Toen het volk zag dat het lang duurde voor Mozes van de berg afdaalde, kwam het volk bijeen bij Aäron, en zij zeiden tegen hem: Sta op, maak voor ons goden die vóór ons uit gaan, want die Mozes, de man die ons uit het land Egypte geleid heeft – wij weten niet wat er met hem gebeurd is. 2 En Aäron zei tegen hen: Ruk de gouden ringen die uw vrouwen, uw zonen en uw dochters in hun oren hebben, af, en breng ze bij mij. 3 Toen rukte heel het volk de gouden ringen die ze in hun oren hadden, af en zij brachten ze bij Aäron. 4 Hij nam ze van hen aan, hij bewerkte ze met een graveerstift en maakte er een gegoten kalf van. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israël, die u uit het land Egypte geleid hebben. 5 Toen Aäron dat zag, bouwde hij er een altaar voor, en Aäron kondigde aan: Morgen is er een feest voor de HEERE! 6 Zij stonden de volgende dag vroeg op, brachten brandoffers en brachten ook dankoffers. Het volk ging daarna zitten om te eten en te drinken; vervolgens stonden zij op om uitbundig feest te vieren.
Terwijl Mozes op de berg in gesprek met God was, kreeg Mozes van Hem te horen dat het volk in afgoderij was vervallen. God wilde hen vernietigen en Mozes nageslacht – in hun plaats – tot een groot volk maken (Ex. 32:7-10, Deut. 9:13-18). Mozes wist dat het een lastig en koppig volk was, maar gaf aan dat Gods heilige naam hierdoor zou worden bespot. De Egyptenaren zouden aanvoeren dat de grandioze redding met kwade bedoelingen was geweest en zouden God honen:
(Exodus 32:11-15) 11 Maar Mozes trachtte het aangezicht van de HEERE, zijn God, gunstig te stemmen, en zei: HEERE, waarom zou Uw toorn ontbranden tegen Uw volk, dat U met grote kracht en sterke hand uit het land Egypte geleid hebt? 12 Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Met kwade bedoelingen heeft Hij hen uitgeleid, om hen in de bergen te doden en hen van de aardbodem te vernietigen? Laat Uw brandende toorn varen, en heb berouw over het kwaad voor Uw volk. 13 Denk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw dienaren, aan wie U bij Uzelf hebt gezworen en tot hen gesproken hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en dit hele land waarover Ik gesproken heb, zal Ik aan uw nageslacht geven, zodat zij het voor eeuwig in erfbezit nemen. 14 Toen kreeg de HEERE berouw over het kwaad dat Hij gesproken had Zijn volk te zullen aandoen. 15 En Mozes keerde zich om en daalde de berg af, met de twee tafelen van de getuigenis in zijn hand. Deze tafelen waren aan beide kanten beschreven; ze waren aan de ene en aan de andere kant beschreven.
(Deuteronomium 9:19-20,25-29)19 Want ik was bevreesd vanwege Zijn toorn en grimmigheid: de HEERE was zo toornig op u dat Hij u wilde wegvagen. De HEERE verhoorde mij echter ook die keer. 20 Ook op Aäron was de HEERE zo toornig dat Hij hem wilde wegvagen; maar ik bad in die tijd ook voor Aäron….25 Ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE, die veertig dagen en veertig nachten dat ik mij neergeworpen had, omdat de HEERE gezegd had dat Hij u zou wegvagen. 26 En ik bad tot de HEERE en zei: Heere HEERE, richt Uw volk en Uw eigendom toch niet te gronde, dat U door Uw grootheid verlost hebt, dat U met sterke hand uit Egypte hebt geleid. 27 Denk aan Uw dienaren, Abraham, Izak en Jakob; schenk geen aandacht aan de hardleersheid van dit volk, aan zijn goddeloosheid, en aan zijn zonde; 28 anders zal het land waar U ons uit geleid hebt, zeggen: Omdat de HEERE hen niet kon brengen in het land waarover Hij tot hen gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij hen uitgeleid, om hen te doden in de woestijn. 29 Zij zijn toch Uw volk en Uw eigendom, dat U met Uw grote kracht en met Uw uitgestrekte arm hebt uitgeleid!
Mozes bad dus niet alleen voor zijn volk maar ook voor Aäron, degene die een hooggeplaatste functie als hogepriester van God had ontvangen (Ex. 28:1, Lev. 16:2-4). Aäron, die kort daarvoor op de berg een afbeelding van God had mogen aanschouwen:
(Exodus 24:9-10) 9 Vervolgens klommen Mozes en Aäron naar boven, en ook Nadab en Abihu met zeventig van de oudsten van Israël. 10 En zij zagen de God van Israël. Onder Zijn voeten was er iets als plaveisel van saffier, zo helder als de hemel zelf.
Mozes herinnerde God aan Zijn getrouwe dienaren Abraham, Izaak en Jacob en de belofte aan hen gemaakt van het beloofde land en dat het nageslacht zeer talrijk zou worden, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee (Ex. 32:12-13, Ge. 22:17). Mozes vroeg of God het kwaad van zijn volk wilde voorbijzien. De Heer speet het dat Hij het volk te snel geoordeeld had en gaf het volk op verzoek van Mozes nog uitstel (Ex. 32:14).
Maar ook Mozes werd de afgoderij teveel toen hij zag dat het volk aan het reidansen was voor het kalf. Het reidansen voor het gouden kalf in losbandigheid tot in de fase van extase (Ex. 32:6,25). Bij het zien van zoveel dwaling en afgoderij van het volk smeet Mozes – in hevige toorn en als duidelijke afkeer en veroordeling hiervoor – de stenen tafelen aan stukken:
(Exodus 32:19-20) 19 En het gebeurde, toen hij (Mozes) in de nabijheid van het kamp kwam en het kalf en de reidansen zag, dat Mozes in woede ontstak. Hij wierp de tafelen uit zijn handen en sloeg ze onder aan de berg in stukken. 20 En hij nam het kalf dat zij gemaakt hadden, verbrandde het in het vuur, vermaalde het totdat het tot stof verpulverd was, strooide dat uit op het wateroppervlak en liet het de Israëlieten drinken.
(Handelingen 7:38-41) 38 Hij is het die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï, en bij onze vaderen, en Hij was het die de levende woorden ontving om die aan ons door te geven. 39 Onze vaderen wilden hem niet gehoorzamen, maar verwierpen hem en keerden in hun hart terug naar Egypte; 40 en zij zeiden tegen Aäron: Maak voor ons goden die vóór ons uit zullen gaan, want wat die Mozes betreft, die ons uit het land Egypte geleid heeft, wij weten niet wat er met hem gebeurd is. 41 En zij maakten in die dagen een kalf en brachten een offer aan die afgod, en zij waren verblijd over de werken van hun handen.
(Deuteronomium 9:17) 17 Toen pakte ik de twee tafelen, wierp ze uit mijn beide handen weg en brak ze voor uw ogen in stukken.
Mozes zei tegen Aäron: Wat heeft dit volk je gedaan, dat je zo’n grote zonde over hen gebracht hebt? Maar Aäron antwoordde: Laat mijn heer niet in woede ontsteken. Ú kent dit volk, dat het in het kwaad verstrikt zit. Zij zeiden namelijk tegen mij: Maak voor ons goden die vóór ons uit gaan, want die Mozes, de man die ons uit het land Egypte heeft geleid – wij weten niet wat er met hem gebeurd is (Ex. 32:21-23). Mozes verbrandde en verpulverde vervolgens het gouden kalf tot stof en gooide het stof in de beek bij Massa en Meriba:
(Deuteronomium 9:21) 21 Maar ik nam uw zonde, het kalf dat u gemaakt had, en verbrandde het met vuur. Ik verbrijzelde het en vermaalde het grondig, totdat het tot stof verpulverd was. En het stof ervan gooide ik in de beek die van de berg afloopt.
Mozes liet het water, waar het stof van het verpulverde gouden kalf in dreef, door de Israëlieten drinken (Exodus 32:20).
Verstokte afgodenaanbidders werden op bevel van Mozes gedood
Mozes had in zijn gesprek met de Heer wel begrepen dat er drastische maatregelen nodig waren. Daarom trad hij krachtig op naar het volk om hen ‘bewust’ Gods zijde te laten kiezen.
Eerst werd er een oproep gedaan door Mozes om een keuze te maken, wie ‘wel’ of wie ‘niet’ bij de Heer wilde horen: ‘Wie bij de HEERE hoort, moet bij mij komen’ (Ex. 32:26).
De Levieten, Mozes eigen stam, onderscheidde zich door onmiddellijk terug te keren naar hun trouw voor hun God YHWH. De Levieten die naar voren waren gekomen, kregen de opdracht hun naaste verwanten of vrienden niet te sparen die God tegenstonden. Ze gaven gehoor aan de oproep om te strijden aan de zijde van Mozes en hun God, en vroegen aan alle Israëlieten in het kamp of ze bij YHWH wilden horen:
(Exodus 32:25-29) 25 Toen Mozes zag dat het volk losgeslagen was – want Aäron had het losgelaten – tot leedvermaak van hun tegenstanders, 26 ging Mozes bij de ingang van het kamp staan en zei: Wie bij de HEERE hoort, moet bij mij komen. Toen verzamelden al de Levieten zich bij hem. 27 Hij zei tegen hen: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Ieder moet zijn zwaard aan zijn heup doen, het kamp van poort tot poort door gaan, en ieder moet zijn broeder doden, ieder zijn vriend en ieder zijn naaste. 28 De Levieten deden overeenkomstig het woord van Mozes en er vielen op die dag van het volk ongeveer drieduizend man. 29 Toen zei Mozes: U moet zich vandaag aan de HEERE wijden, ja, ieder moet zich tegen zijn zoon en tegen zijn broeder keren, opdat Hij vandaag Zijn zegen over u zal geven.
Alleen de spijtoptanten van het volk, die nu wel voor trouw aan hun God kozen, werden gespaard en bleven in leven. We hoeven er niet aan te twijfelen dat de +/- 3000 die werden gedood degenen waren, die volhardden in hun verzet.
Dezen bleven opstandig en er werd geen plaats meer voor hen gevonden bij Gods volk.
De Levieten werden vanwege deze spontane keuze door God later als dienaren gekozen voor de tempel werkzaamheden, waar Aäron en zijn zonen de priesters waren:
(Numeri 3 :9,11-12) 9 U moet de Levieten aan Aäron en zijn zonen geven. Zij zijn hem volledig gegeven uit de Israëlieten….11 De HEERE sprak tot Mozes: 12 En Ik, zie, Ik neem de Levieten uit het midden van de Israëlieten, in plaats van elke eerstgeborene onder de Israëlieten, die de baarmoeder opent. De Levieten zullen Mij toebehoren,….
Mozes smeekte bij de Heer voor het Israëlitische volk
Mozes was er niet zeker van dat God met deze zuivering genoegen zou nemen. Daarom klom hij de volgende dag opnieuw de berg op om met de Heer te spreken ‘om te smeken voor vergeving van hun zonde’ en als dat niet mogelijk was om Hemzelf dan maar uit Gods boek des levens te schrappen. Want hij meende dat hij als leider had gefaald om het volk naar Gods wil te leiden. Maar daar dacht de Heer anders over en wilde daar niets van weten; ‘Wie tegen Mij zondigt, zal Ik uit Mijn boek schrappen’ (Ex. 32:30-32):
(Exodus 32:33-35) 33 Toen zei de HEERE tegen Mozes: 34 Maar nu, ga heen en leid het volk naar de plaats waarvan Ik u gesproken heb. Zie, Mijn engel zal voor u uit gaan. Maar op de dag van Mijn vergelding zal Ik aan hen hun zonde vergelden. 35 Zo trof de HEERE het volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden dat Aäron gemaakt had.
Mozes mocht van de Heer met het overgebleven volk verder op weg naar het beloofde land.
De grove zonde van het Israëlitische volk zou echter niet vergeten worden.
Verder zei de Heer tegen Mozes dat een engel voor het volk uit zou trekken naar het beloofde land van melk en honing, en die engel zou de vijandige volken verdrijven. Alleen de Heer zelf zou niet meer in hun midden meetrekken omdat het volk te eigenzinnig en koppig was (Deut. 9:13), want de Heer zou hen alsnog vernietigen na maar één ogenblik in hun midden.
Deze laatste mededeling maakte het volk intens verdrietig over hun zonde en ze bedreven rouw. Niemand van de Israëlieten deed nog zijn sieraden om (Ex. 33:1-6), het paste niet meer in deze situatie om zichzelf mooi te maken.
De tent van Mozes, de tijdelijke tent van ontmoeting
Mozes had een eigen tent en zette die een eind buiten het kamp op. Hij noemde deze tent, de tent van de ontmoeting. Het was dus niet de latere tabernakel die ook de tent van de ontmoeting werd genoemd, die moest toen nog gemaakt en opgebouwd worden.
Als Mozes de tent binnenging daalde de wolkkolom neer bij de ingang van de tent en sprak de Heer met Mozes. Het volk boog zich dan neer voor de opening van ieders tent (Ex. 32:7-10):
(Exodus 33:11) 11 De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Daarna keerde hij terug naar het kamp, maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jongeman, week niet uit het midden van de tent.
Mozes was weer de tent van ontmoeting buiten het kamp in gegaan. De Heer sprak met Mozes als met een vriend, intiem, van aangezicht tot aangezicht. Met God spreken van aangezicht tot aangezicht is voor mensen op aarde echter niet mogelijk. Geen enkel mens op aarde kan de hemelse Vader zien en in leven blijven:
(Exodus 33:20) 20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.
(1 Timotheüs 6:16) 16 Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien. Hem zij eer en eeuwige kracht. Amen.
(1 Johannes 4:12) 12 Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.
(Johannes 6:46) 46 Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van God is; Híj heeft de Vader gezien.
Alleen Jezus, de Zoon van God, heeft Zijn Vader gezien (Joh. 6:46).
Jezus sprak als het Woord van God (Joh. 1:1-4) namens Zijn Vader steeds met Mozes, die de verheerlijkte gestalte van Jezus zag als hij met Hem sprak:
(Numeri 12:7-8) 7 Maar zo doe Ik niet tegenover Mijn dienaar Mozes, die in Mijn hele huis trouw is, 8 met hem spreek Ik van mond tot mond, ja, zichtbaar, en niet in raadsels. Hij aanschouwt de gestalte van de HEERE….
Dit gebeurde ook precies zo in het geval van Jacob, die geworsteld had met een Man, waarvan hij veronderstelde dat het God was:
(Genesis 32:29-30) 28 Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen. 29 Jakob vroeg daarop: Vertel mij toch Uw Naam. En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn Naam? En Hij zegende hem daar. 30 En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered.
Het was waarschijnlijk de woordvoerder van God, Jezus, die met Jacob geworsteld had.
Toon mij toch Uw heerlijkheid!
Mozes vroeg opnieuw nederig om Gods gunst en de verzekering dat Hij hem zou blijven leiden ondanks de overtredingen van het volk . En dat God Zijn volk niet zou verwerpen:
(Exodus 33:12-13) 12 Toen zei Mozes tegen de HEERE: Zie, U zegt tegen mij: Laat dit volk verdertrekken. U echter, U hebt mij niet laten weten wie U met mij meezendt, terwijl U Zelf gezegd hebt: Ik ken u bij uw naam, en ook: U hebt genade gevonden in Mijn ogen. 13 Nu dan, als ik dan genade heb gevonden in Uw ogen, maak mij toch Uw weg bekend. Dan zal ik U kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen. En zie aan dat deze natie Uw volk is.
Hij wilde Gods goedkeuring en leiding bij elke beslissing die hij nam. ‘Ik ken u bij naam’ betekende een diepe, persoonlijke relatie tussen de Heer en Mozes. Tevens gaf Gods verklaring dat ‘Mozes genade had gevonden in Zijn ogen’ goedkeuring aan zijn manier van leiding, het bevestigde zijn unieke positie als ‘man Gods’ die God gehoorzaamde.
Wat Mozes naam betreft; In Exodus 3:4 werd de naam ‘Mozes’ 2 x geroepen vanuit een brandende doornstruik. En ook na de aankomst van het volk bij de berg Sinaï werd Mozes naam geroepen (Ex. 24:16).
Mozes verzocht aan God om dan maar niet verder te trekken als God niet in hun midden meeging (Ex. 33:14-16). Toen antwoordde de Heer hem:
(Exodus 33:14,17) 14 En Hij zei: Moet Mijn aangezicht meegaan om u gerust te stellen?….17 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Ook dit woord dat u spreekt, zal Ik doen, want u hebt genade gevonden in Mijn ogen en Ik ken u bij uw naam. 18 Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid!
God zou weer in hun midden meegaan. Mozes was bekend met het aangezicht van de Heer tijdens de gesprekken, een afdruk van een gezicht. Hij was nog in de tent van ontmoeting buiten het kamp (Ex. 33:9) en nu vroeg Mozes of hij de heerlijkheid van de Heer mocht zien, of God Zijn totale heerlijkheid aan hem wilde tonen.
(Exodus 33:19-20) 19 Maar Hij zei: Ík zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw aanwezigheid zal Ik de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik genadig zal zijn, en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal. 20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.
(Romeinen 9:14-16) 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Volstrekt niet! 15 Want Hij zegt tegen Mozes: Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben. 16 Zo hangt het dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt, maar van God Die Zich ontfermt.
‘U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven’ moet Mozes beslist aan het denken hebben gezet. Hij had het aangezicht toch steeds gezien? (zie Exodus 33:11 en Numeri 12:7-8).
Hij kon niet weten dat hij steeds sprak met de afgevaardigde van God, het Woord van God, in de verheerlijkte positie die Hij in de hemel bezat.
In Ex. 14:19 staat geschreven over de Engel van God die vóór de Israëlieten uitging:
(Exodus 14:19-22) 19 Toen verliet de Engel van God, Die vóór het leger van Israël uit ging, Zijn plaats en ging achter hen aan. Ook de wolkkolom verliet de plaats vóór hen en ging achter hen staan.
De ‘Engel van God’ en ‘de wolkkolom’ vertegenwoordigden twee verschillende persoonlijkheden.
Het was Paulus die in 1 Kor. 10:4 schreef dat Jezus het volk gedurende de Exodus volgde:
(1 Korinthe 10:1,4) 1 En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan….4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.
(Exodus 13:21) 21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen….
Zodra Mozes de tent van ontmoeting binnenging, daalde de wolkkolom neer:
(Exodus 33:9) 9 Zodra Mozes de tent binnenging, gebeurde het dat de wolkkolom neerdaalde en bij de ingang van de tent bleef staan en dat de HEERE met Mozes sprak.
Het was dus ondubbelzinnig de verheerlijkte Jezus die met Mozes sprak. Mozes werd beloofd dat hij God zou mogen ontmoeten. Hij moest dan op een bepaalde plaats gaan staan op een rots, en daar zou hij worden neergezet in een kloof als God zou voorbijtrekken. Hij zou dan een beeld krijgen van Gods heerlijkheid, waarbij de Heer Zijn ‘hand’ als een afscherming over Mozes hield en Mozes zou worden toegestaan Hem ‘van achteren’ te zien:
(Exodus 33:21-23) 21 Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan. 22 En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben. 23 En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.
De stenen tafelen werden opnieuw gemaakt
Mozes was nog in de tent van ontmoeting buiten het kamp (Exodus 33:9) en de wolkkolom was nog steeds daar neergedaald toen de Heer Mozes nog een aantal instructies gaf.
Hij moest opnieuw twee stenen tabletten uithouwen en de volgende morgen de berg Sinaï beklimmen. Daar zou de Heer opnieuw de tafelen beschrijven (Exodus 34:1-2,4) :
(Deuteronomium 10:1-11) 1 In die tijd zei de HEERE tegen mij: Houw twee stenen tafelen voor u uit, net als de eerste, en klim de berg op, naar Mij toe; ook moet u een kist van hout voor u maken. 2 En Ik zal op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden, die u verbrijzeld hebt; en dan moet u ze in de kist leggen. 3 Daarop maakte ik een kist van acaciahout en hieuw twee stenen tafelen uit, net als de eerste; en ik klom de berg op met de twee tafelen in mijn hand. 4 Toen schreef Hij op de tafelen, overeenkomstig de eerste tekst, de Tien Woorden die de HEERE tot u gesproken had op de berg, vanuit het midden van het vuur, op de dag dat u daar bijeenkwam; en de HEERE gaf ze aan mij…. 10 Ík stond dus op de berg, net als de vorige dagen: veertig dagen en veertig nachten.
De Heer verscheen aan Mozes op de berg Sinaï
Mozes stond nu op de bepaalde plaats op een rots, en werd neergezet in een kloof toen God voorbijtrok. Hij kreeg een beeld van Gods heerlijkheid. Toen de Heer voorbij was, ‘werd de hand weggenomen’, en kon Mozes naar Gods achterzijde kijken (Ex. 33:21-23) en een glorieus beeld zien. Een beeld zo helder en stralend, dat het diepe indruk maakte bij Mozes:
Eigen Vertaling (Exodus 34:5-7) 5 Toen daalde YHWH neer in een wolk, ging bij hem (Mozes) staan en riep zijn naam uit: YHWH. 6 Toen ging YHWH voor hem langs en riep: YHWH, YHWH God, een barmhartige en genadige God, geduldig en rijk aan trouwe liefde en waarheid, 7 die liefdevolle goedheid bewaart voor duizenden, die onrecht, overtreding en zonde vergeeft. Maar de schuldigen laat hij niet ongestraft, en de gevolgen van het ongerechtigheid van de vaders door te geven aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht. (Zie ook Numeri 14:18)
Het meest voor de hand liggend en het meest logisch is daarom dat Jezus de Vader vergezelde in de wolk, dat Jezus Mozes in de kloof plaatste en Zijn hand – namens God – als bescherming voor Mozes hield en dat Mozes de nagloed van de heerlijkheid van de hemelse Vader zag:
(Handelingen 7:38) 38 Hij is het die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï, en bij onze vaderen, en Hij was het die de levende woorden ontving om die aan ons door te geven.
(Exodus 33:11) 11 De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt….
Het zou nl. niet voor de hand liggen dat God zichzelf met deze woorden presenteerde en voorstelde aan Mozes: ‘ YHWH, YHWH God, een barmhartige en genadige God, geduldig en rijk aan trouwe liefde en waarheid….’
Dat was veel eerder de taal van een getrouwe toeschouwer, in dit geval dus Jezus.
De beschrijving in de Schrift is volgens ons (doJC) simpel gehouden om niet te verwarren.
Het was nl. zoals Jezus vaak met de Vader samenwerkte:
(Genesis 1:26) 26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis;….
Gods naam, YHWH, werd op dat moment heel duidelijk aan Mozes gegeven.
In een eerder stadium had God andere woorden gebruikt voor Zijn naam:
(Exodus 3:14) 14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
Het tetragrammaton YHWH staat in Exodus 34:6 drie maal (zie onderstaand gedeelte uit Biblehub). In veel Bijbels wordt dit ten onrechte vertaald met ‘de Heer’.
Hoe de naam van God, YHWH, precies uitgesproken moet worden weten we nu helaas niet meer. Het Hebreeuws werd geschreven als medeklinkers, de klinkers werden dan bij het lezen zelf ingevuld. De naam van God was voor de Joden echter zo heilig dat deze niet uitgesproken mocht worden en de correcte uitspraak is voor ons dus helaas verloren gegaan.
Na Gods verschijning boog Mozes zich terstond in nederigheid naar de aarde. Maar hij wilde opnieuw Gods aanwezigheid in het midden van de Israëlieten bespreken (zie ook Ex. 33:14,17). Van Gods aanwezigheid wilde hij helemaal zeker zijn.
Hij vroeg opnieuw vergeving van het onrecht en zonde van het Israëlitische volk en smeekte God om het volk weer aan te nemen als Zijn erfelijk bezit (Ex. 34: 8-9).
De vernieuwing van het verbond
(Exodus 34:10-13) 10 Toen zei Hij: Zie, ten overstaan van heel uw volk zal Ik wonderen doen, zoals die op de hele aarde en onder welk volk ook nog nooit tot stand gebracht zijn. Ja, heel het volk, in het midden waarvan u verkeert, zal de daden van de HEERE zien, want het is ontzagwekkend wat Ik met u ga doen. 11 Houd u aan wat Ik u heden gebied. Zie, Ik zal de Amorieten, Kanaänieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten voor u uit verdrijven. 12 Wees op uw hoede dat u geen verbond sluit met de inwoners van het land waarin u komt, anders zullen zij in uw midden tot een valstrik worden. 13 Maar hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan en hun gewijde palen omhakken (Zie ook Deut. 7:1-2)
Mozes ontving op de berg Sinaï opnieuw de 10 geboden (zoals ook de 1e keer in het verslag van Ex. 20:2-17 en Deut. 5:6-21) en tevens een aantal aanvullende wetten en bepalingen (Ex. 34:14-26). Mozes schreef alle woorden op van het verbond, alles wat de Heer hem vertelde. Hij verbleef daar veertig dagen en veertig nachten op de berg, en de Heer schreef op de stenen tafelen voor de 2e keer de 10 geboden van het verbond (Ex. 34:27-28) :
(Deuteronomium 9:18) 18 En ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE, net als de eerste keer, veertig dagen en veertig nachten. Ik at geen brood en dronk geen water, vanwege al de zonde die u begaan had, door te doen wat slecht is in de ogen van de HEERE om Hem tot toorn te verwekken.
————————————————————————————————————-
Er is een opmerkelijke overeenkomst van 40 dagen vasten van zowel Jezus, Elia en Mozes.
Het is een patroon in de Schrift, welke van toepassing is voor een belangrijke gebeurtenis:
(Exodus 34:28) 28 Hij (Mozes) was daar (op de berg Sinaï) namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water.
(1 Koningen 19:8) 8 Toen stond hij (Elia) op, at en dronk, en liep door de kracht van dat voedsel veertig dagen en veertig nachten, tot aan de berg van God, de Horeb.
(Lukas 4:1-2) 1 Jezus, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest naar de woestijn geleid, 2 waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en ten slotte, toen die voorbij waren, kreeg Hij honger.
————————————————————————————————————-
Het glanzende gezicht van Mozes
Toen Mozes terugkeerde met de stenen tafelen tot het volk, glansde de huid van zijn gezicht nadat hij met de Heer had gesproken (Ex. 34:29-30, Deut. 10:1-4) :
(2 Korinthe 3:7) 7 …. zodat de Israëlieten hun ogen niet op het gezicht van Mozes gericht konden houden vanwege de heerlijkheid van zijn gezicht,….
Mozes riep Aäron en de leiders van het volk bij hem en gebood hen alles wat de Heer met hem besproken had op de berg Sinaï. In het boek ‘Leviticus’ worden de priesterlijke diensten uitgebreid beschreven, met als basis wat Mozes ontvangen had op de berg Sinaï:
(Leviticus 27:34) 34 Dit zijn de geboden die de HEERE Mozes gegeven heeft, voor de Israëlieten, op de berg Sinaï.
Nadat Mozes de Israëlieten Gods boodschap had overgebracht glansde zijn gezicht en deed hij steeds een doek over zijn gezicht, omdat de Israëlieten bevreesd waren om dichter bij hem te komen (Ex. 34:30-35) :
(2 Korinthe 3:13) 13 en doen wij niet zoals Mozes, die een bedekking op zijn gezicht legde, opdat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt….
Het volk droeg royaal bij om de tabernakel te kunnen maken
Nadat Mozes aan zowel Aäron als de leiders van het volk alles had geboden wat de Heer met hem had besproken, liet Mozes daarna de hele gemeenschap bijeenkomen om ook hen de woorden van de Heer over te dragen om deze woorden onvoorwaardelijk te doen:
Het sabbatsgebod, een dag van volledige rust – (Exodus 35:1-3)
Vrijwillige offers voor de tabernakel, een hefoffer voor de Heer – (Exodus 35:4-9)
Vaklieden met wijsheid van hart, om de tabernakel maken – (Exodus 35:10-19
(Exodus 35:20-21) 20 Toen ging heel de gemeenschap van de Israëlieten bij Mozes weg, 21 en ze kwamen terug: ieder wiens hart hem daartoe bewoog en ieder wiens geest hem gewillig maakte. Ze brachten het hefoffer voor de HEERE ten behoeve van het werk aan de tent van ontmoeting, voor al het dienstwerk daarin en voor de geheiligde kledingstukken.
Zo brachten allen die gewillig van hart waren de materialen, en boden anderen een aandeel aan de constructie van de tabernakel en de gehele uitrusting die daarbij hoorde (Ex. 35:22-29).
De aanstelling van Bezaleël en Aholiab als vaklieden
(Exodus 35:30-35) 30 Daarna zei Mozes tegen de Israëlieten: Zie, de HEERE heeft Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, uit de stam Juda, bij zijn naam geroepen. 31 De Geest van God heeft hem vervuld met wijsheid, inzicht, kennis en allerlei vakmanschap, 32 om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper; 33 om edelstenen te bewerken en in te zetten, en om hout te bewerken, dus om allerlei kunstig uitgedacht werk te verrichten. 34 Hij heeft hem ook in zijn hart het vermogen gegeven om anderen te leren, hem en Aholiab, de zoon van Ahisamach, uit de stam Dan. 35 Hij heeft hen vervuld met wijsheid van hart om allerlei werk te verrichten: dat van een graveerder, een kunstenaar, een maker van borduurwerk met blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en fijn linnen, en dat van een wever. Zij kunnen allerlei werkzaamheden uitvoeren en ontwerpen bedenken. (Zie ook Exodus 31:1-11)
De constructie van de tabernakel, de tent van ontmoeting
Toen werd er begonnen met de werkzaamheden door Bezaleël, Aholiab, en andere vaklieden:
(Exodus 36:1-2) 1 Toen deden Bezaleël en Aholiab, en ieder die wijs van hart was, in wie de HEERE wijsheid en inzicht gegeven had om te weten hoe zij al het werk ten dienste van het heiligdom moesten verrichten, overeenkomstig alles wat de HEERE geboden had. 2 Mozes had namelijk Bezaleël en Aholiab geroepen, en ieder die wijs van hart was, aan wie de HEERE wijsheid in zijn hart gegeven had, iedereen wiens hart hem ertoe bewoog om naar voren te komen om het werk te verrichten.
Het volk bracht de vrijwillige hefoffers, en ze brachten veel meer dan nodig was:
(Exodus 36:3-6) 3 Zij namen van Mozes heel het hefoffer aan dat de Israëlieten gebracht hadden om het werk ten dienste van het heiligdom te verrichten. Men bracht elke morgen nog vrijwillige gaven bij hem. 4 Toen kwamen alle vaklieden36:4 vaklieden – Letterlijk: wijzen. die allerlei werk voor het heiligdom deden, man voor man, van het werk waarmee ze bezig waren, 5 en ze zeiden tegen Mozes: Het volk brengt veel, meer dan toereikend is ten dienste van het werk dat de HEERE geboden heeft te doen. 6 Toen gaf Mozes bevel dat men een boodschap door het kamp zou laten gaan: Laat geen man of vrouw nog werk verrichten voor het hefoffer voor het heiligdom. Zo werd het volk ervan weerhouden om nog meer te brengen.
De constructie van alle onderdelen van de tabernakel en wat er allemaal bij hoort is beschreven in: (Exodus 36:7-38, Exodus 37:1-29, Exodus 38:1-31, Exodus 39:1-31) :
(Exodus 39:32) 32 Zo werd al het werk aan de tabernakel, aan de tent van ontmoeting voltooid; de Israëlieten maakten het namelijk overeenkomstig alles wat de HEERE Mozes geboden had, zo deden zij het.
Het werk was voltooid en werd door Mozes goedgekeurd
Alle onderdelen van de tabernakel en alle toebehoren werden naar Mozes gebracht. Mozes zag dat alles nauwkeurig gemaakt was zoals God dat geboden had (Ex. 39:33-41) :
(Exodus 39:42-43) 42 Overeenkomstig alles wat de HEERE Mozes geboden had, zo hebben de Israëlieten heel het werk verricht. 43 En Mozes zag heel het werk, en zie, zij hadden het gemaakt zoals de HEERE geboden had, zo hadden zij het gemaakt.
Details van de zesarmige gouden kandelaar, de menora:
(Exodus 37:19) 19 Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, met knop en bloesem; en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de andere arm, met knop en bloesem. Zo waren de zes armen die uit de kandelaar staken.
.
.
Toen zegende Mozes met de goddelijke bevestiging de Israëlieten, die zo gul en overvloedig hadden bijgedragen aan dit goede werk, en de ambachtslieden en vaklieden die het zo zorgvuldig hadden uitgevoerd naar Gods omschrijvingen:
(Handelingen 7:44) 44 Bij onze vaderen in de woestijn was de tent van de getuigenis, zoals Hij Die tot Mozes sprak, hem had opgedragen deze te maken overeenkomstig de afbeelding die hij gezien had.
(Hebreeën 8:5) 5 Deze priesters doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen, overeenkomstig een aanwijzing van God die Mozes ontving bij het voltooien van de tabernakel. Want zie erop toe, zegt Hij, dat u alles maakt overeenkomstig het voorbeeld dat u op de berg getoond is.
Mozes bouwde vervolgens de tabernakel compleet op
Op de eerste dag van de eerste maand (ongeveer een jaar na hun uittocht – Num. 33:3) moest Mozes de complete tabernakel opbouwen en in gereedheid brengen:
(Exodus 40:1-8) 1 Toen sprak de HEERE tot Mozes: 2 Op de eerste dag van de eerste maand moet u de tabernakel, de tent van ontmoeting, opbouwen. 3 U moet de ark van de getuigenis erin zetten, en de ark met het voorhangsel afschermen. 4 Daarna moet u de tafel naar binnen brengen en schikken wat daarop geschikt moet worden. Verder moet u de kandelaar naar binnen brengen en zijn lampen aansteken. 5 Dan moet u het gouden altaar voor het reukwerk vóór de ark van de getuigenis plaatsen en het gordijn voor de ingang van de tabernakel ophangen. 6 Vervolgens moet u het brandofferaltaar vóór de ingang van de tabernakel, de tent van ontmoeting, plaatsen. 7 Het wasvat moet u tussen de tent van ontmoeting en het altaar plaatsen en u moet er water in doen. 8 De voorhof moet u eromheen zetten en het gordijn voor de poort van de voorhof ophangen.
Mozes moest de zalfolie nemen en de onderdelen van de tabernakel met alles wat zich erin bevond, en alles wat zich binnen de omheining bevond zalven (Ex. 40:9-11).
De priesters Aäron en zijn zonen moesten gewassen worden en moesten hun priesterkleding aantrekken en dan moest Mozes ook hen zalven (Ex. 40:12-16).
Mozes moest de tabernakel opbouwen en helemaal gebruiksklaar maken (Ex. 40:17-33).
De oproep om God te dienen
De tabernakel was gereed, het volk was nu voorbereid om – met God in hun midden – op weg te gaan naar het beloofde land:
(Deuteronomium 10:12-22) 12 Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel, 13 en de geboden van de HEERE en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, in acht te nemen, u ten goede? 14 Zie, van de HEERE, uw God, is de hemel, ja, de allerhoogste hemel, de aarde en alles wat erop is. 15 Maar alleen voor uw vaderen heeft de HEERE liefde opgevat om hen lief te hebben, en Hij heeft hun nageslacht na hen, u, uit al de volken verkozen, zoals het heden ten dage nog is. 16 Besnijd dan de voorhuid van uw hart en wees niet langer halsstarrig. 17 Want de HEERE, uw God, is de God der goden en de Heere der heren; die grote, machtige en ontzagwekkende God, Die niet partijdig is. 18 Die recht verschaft aan de wees en de weduwe, Die de vreemdeling liefheeft door hem brood en kleding te geven. 19 Daarom moet u de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. 20 De HEERE, uw God, moet u vrezen, Hem moet u dienen, aan Hem moet u zich vasthouden en bij Zijn Naam moet u zweren. 21 Hij is uw lof en Hij is uw God, Die bij u deze grote en ontzagwekkende dingen gedaan heeft, die uw ogen gezien hebben. 22 Met zeventig zielen trokken uw vaderen naar Egypte, en nu heeft de HEERE, uw God, u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel.
De wolk overdekte de tabernakel, de tent van ontmoeting
Toen de tabernakel gereed was overdekte de wolk de tent van ontmoeting en de heerlijkheid van de Heer vulde de tabernakel. Overdag was er de wolk boven de tabernakel, s ’nachts was er een vuur in, voor alle Israëlieten zichtbaar. Als de wolk boven de tabernakel hing, en de Heer de tabernakel vulde, dan kon Mozes de tabernakel of tent van de ontmoeting niet binnengaan. Telkens als de wolk opsteeg van boven de tabernakel braken de Israëlieten op en volgden ze de wolk waar deze maar naar toe ging (Ex. 40:34-38) :
(Numeri 9:15-23) 15 Op de dag dat de tabernakel werd opgebouwd, bedekte de wolk de tabernakel, de tent van de getuigenis; en ’s avonds was hij op de tabernakel als een verschijning van vuur, tot de volgende morgen. 16 Zo was het voortdurend: de wolk bedekte hem en ’s nachts was hij als een verschijning van vuur. 17 Maar als de wolk opgeheven werd van boven de tent, braken de Israëlieten daarna op; en op de plaats waar de wolk bleef rusten, daar sloegen de Israëlieten hun kamp op. 18 Op het bevel van de HEERE braken de Israëlieten op, en op het bevel van de HEERE sloegen zij hun kamp op. Alle dagen waarop de wolk op de tabernakel bleef rusten, bleven zij in hun kamp. 19 Als de wolk vele dagen boven de tabernakel bleef staan, namen de Israëlieten de voorschriften van de HEERE in acht en braken zij niet op. 20 Als het gebeurde dat de wolk maar weinig dagen op de tabernakel was, bleven zij op het bevel van de HEERE in hun kamp, en op het bevel van de HEERE braken zij op. 21 En als het gebeurde dat de wolk er vanaf de avond tot de volgende morgen was, wanneer de wolk ’s morgens opgeheven werd, dan braken zij op; overdag of ’s nachts, als de wolk opgeheven werd, braken zij op. 22 Of als de wolk twee dagen of een maand, of vele dagen lang op de tabernakel bleef rusten, bleven de Israëlieten in hun kamp en braken zij niet op; maar als hij opgeheven werd, braken zij op. 23 Op het bevel van de HEERE sloegen zij hun kamp op en op het bevel van de HEERE braken zij op. Zij namen de voorschriften van de HEERE in acht, op het bevel van de HEERE, door de dienst van Mozes.
Jezus volgde Gods volk getrouw naar het beloofde land om hen te beschermen:
(1 Korinthe 10:1,4) 1 En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan….4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.
Wordt vervolgd in deel 4